Akureyri

30 mei 2015

Reykjavik is een unieke plaats. Ruim 200 jaar geleden woonden hier slechts enkele honderden mensen, nu het merendeel van de 320.000 inwoners, die IJsland telt. De huizen hebben daken van golfplaten. De muren zijn meestal van kunststof platen, een enkele keer van steen of beton en bij hoge uitzondering van hout, dat schaars is op IJsland. Langs de waterkant staan lelijke, hoge flats, appartementen met uitzicht op zee. Elders staan saaie woonblokken, 3 of 4 hoog. De binnenstad ademt sfeer uit, overal zijn alternatieve koffiehuizen, bars en restaurantjes.                                                                           We vertrekken vandaag in onze gehuurde Toyota naar Akureyri (400 km), in het noorden van IJsland. Na een half uurtje rijden ligt Reykjavik ver achter ons. Voor ons ligt een woest, wijds landschap met besneeuwde bergmassieven, gletsjers en dalen met fris, jong groen. Overal stroomt water, dat zich verzamelt in breed uitwaaierende rivieren, die door brede dalen naar de zee voeren. Het weer is afwisselend, wolken, zon en regen. Op de grote bergmassieven liggen gletsjers. We rijden over de N1.

Onze eerste stop is Hraunfossar, een verzameling watervallen die onder uit de lava komen en zich storten in de wildstromende rivier Hvítá. Even stroomopwaarts ligt de Barnafoss, daar perst de Hvítá zich met donderend geweld door een nauwe kloof. Om dit natuurgeweld te bereiken, hebben we de N1, de rondweg over IJsland die de kust min of meer volgt en het woeste, onherbergzame binnenland mijdt, verlaten. De natuur ontluikt. Vers sterretjesmos komt onder grijsbruine moslagen van vorig jaar tevoorschijn. De jeneverbes staat in bloei. De kraaiheide draagt nog de verdroogde bloemen van vorig jaar, de dwergwilg bloeit. Overal waar je kijkt, zie je gestolde touwlava. Daarop proberen mossen, korstmossen en eenvoudige planten zich te vestigen. Naast de lava liggen veel sintels, die ooit bij een eruptie werden uitgeworpen. Tussen het mos komen de paardenstaarten tevoorschijn.

Na de watervallen rijden we naar de kraters van Bifröst, die we via een houten trap besteigen. Boven hebben we een adembenemend uitzicht over de krater en de omgeving. Onder ons liggen de restanten, met mos overwoekerde stenen muurtjes, uit vervlogen tijden.

Blijf op de rode wegen, is het advies van Jen Zang, de vrouw van Chinese afkomst, die ons de auto heeft verhuurd. Voor ons ligt een verharde weg die grote stofwolken doet oprijzen als je er over heen rijdt. Twijfel slaat toe, maar ze heeft ons zelf Hvitserkur getipt en op de kaart is de weg rood.                                                                                                                               Uit zee, dichtbij de kust, rijst een rotsformatie op, waarin elke bezoeker een ander dier of figuur herkent; een olifant, een gorilla, een trol. Zelf doe de formatie me denken aan een drinkende dromedaris, met één bult. De vloed komt op, de in het zwarte strand geschreven namen van de bezoekers, goed leesbaar van bovenaf, worden gewist. Hortend en stotend rijden we terug. Oplopers en tegenliggers rijden veel harder. Ik denk aan de lak. Je mag hier maximaal 80 km rijden, ongelooflijk. Op de brede, naar Nederlandse begrippen goed geasfalteerde, N1 mag je maar 10 km harder rijden. Er wordt streng gecontroleerd. Her en der staan flitspalen. Vanaf Hvitserkur rijden we in één ruk door naar Akureyri, op natuurlijk een enkele fotostop na. Vlak voor de rotsformatie hebben we op een zijweg, achter de klep van de auto, uit de wind geluncht.

Eerder vandaag dronken we in een wegrestaurant koffie met een stuk zandgebak met pruimen, waar ik recht in het gezicht kijk van een forse jonge knul met blond stekeltjeshaar, rood aangelopen, bolrond gezicht, die in 4 happen zijn hamburger van forse omvang verwerkt. Hij vermaalt het broodje met vlees, sla en saus met open mond. Hij is niet alleen. Hij verkeert in het gezelschap van vader, moeder en broer, die dezelfde eetgewoonten hebben en op de broer na, ook dezelfde forse, grove bouw.

Na 8 uur bereiken we Charming artist’s apartment ‘Ding & Dong’, aan de Adelstaeti 16 in Akureyri. De sleutel vinden we in het sleutelkastje naast de deur. Het is een groot appartement met entree annex studio, 2 slaapkamers, badkamer, zitkamer en een woonkeuken met nog een zithoek. De inrichting is bont, kunst aan de muren. In de gang staan achter elkaar verscholen grote schilderijen. Overal staat, hangt, ligt prullaria.

We zetten onze spullen op de rode slaapkamer en eten bij Akureyri Fishrestaurant. Voordat we naar ons appartement terug rijden, zoeken we eerst een supermarkt op en doen inkopen voor het ontbijt. In ons appartement zoeken we direct onze kooi op, we rollen om van de slaap.

31 mei 2015

Even na 8 uur ben ik wakker, An slaapt nog. Ik sta op, maak een tekening af, begin aan een nieuwe en werk het reisverslag bij. Langzaam loopt de woonkeuken vol. An komt als laatste. Na het douchen en het beleefdheidsbezoekje van de verhuurder, die ’s zomers in het souterrain woont, ontbijten we. Op ons programma voor vandaag staat Mȳvatn. Maar onderweg naar Mȳvatn bekijken we eerst de watervallen van Godafoss.

Het water van de Skjálfandafljót rivier valt hier over een breedte van 30 meter 12 meter naar beneden en de Godafoss wordt door rotsen in een paar stukken verdeeld. Mȳvatn is een vulkanisch gebied, waar stoom uit de zwavelhoudende grond omhoog komt. In het wijdse landschap liggen kraters van uitbarstingen, van 2-, 3 honderd jaar geleden. Het landschap, de borrelende zwavelpoelen, de gele, door de zwavel uitgeslagen grond, waaruit op verschillende plekken stoom ontsnapt, is fantastisch en prikkelt de fantasie. Het maakt een filmische, lugubere, onheilspellende indruk. Het weer versterkt dat beeld. Het is fris, slechts enkele graden boven nul en er staat een gure, koude wind. De donkergrijze wolken hangen rond de toppen van de bergen. Af en toe miezert het. Het leven is hier, zelfs in het voorjaar, hard.

Mȳvatn is een vogelrijk gebied. Gewapend met forse telelenzen, camera’s op de borst en kijkers op statieven, lopen de vogelaars naar de waterkant. Met mijn simpele kijker spot ik de goudplevier, de smient, de eider- en kuifeend, een soort die ik niet thuis kan brengen en een raaf. Gisteren zag ik al een koppel harlekijneenden, waarvan er zo’n 3000 paren broeden op IJsland, in de snelstromende Hvítá bij de Barnafoss watervallen. Zo nu en dan vangen we ook het geluid van de grutto op.

Vanwege de kou en regen keren we om en zijn even na 6 uur terug op ons honk. Met een glas wijn vleien we ons op de sofa, bank en stoelen. Facebook wordt bijgewerkt, foto’s bekeken en langzaam worden de versteende botten warmer. Het is 11 uur geweest. Ik maak aanstalten naar bed te gaan. Buiten is het nog licht. Ik kan daar maar niet aan wennen. Mijn biologische klok is verstoord. Ik ben doodmoe, van de reis, de eerste indrukken en de kou, maar ik heb moeite met naar bed te gaan. Buiten is het doodstil, niet of nauwelijks verkeer. In huis hangt ook een doodse stilte, je hoort slechts het tikken van de klok. Met een slaapmutsje in mijn hand lig ik op bed en lees Julliette, van Thé Lau.

1 juni 2015

De dag leek op een enorme teleurstelling uit te draaien. De Akureyrarkirkja was dicht, de Ambassador voer onverrichter zaken terug naar de thuishaven.

We twijfelen zelfs aan de integriteit van de organisatie, maar plotseling klinkt om ‘5 vóór 12’: ‘walvis op 3 uur’. We zien het lijf, de vin en de staart van een volwassen Bultrug. De walvis zwemt dan weer voor ons uit, dan weer onder ons schip door. Het is het grootste zoogdier. Het is adembenemend. De walvis zwemt sierlijk in het water, blaast uit aan de oppervlakte, wat een enorme stank geeft, om dan weer diep en onzichtbaar voor ons weg te duiken. Alleen de Blauwe vinvis is groter, 26-30 meter. De Bultrug is 17-25 meter en kan 90 jaar oud worden, zolang hij niet bejaagd wordt. Greenpeace verdient wat mij betreft alle steun in haar strijd tegen de Japanse walvisvangst.

Voldaan zetten we weer voet aan wal, doen boodschappen, borrelen, koken en eten, om daarna ontspannen te kleuren, te schrijven en de social media bij te werken. Na een zonnige, eerste dag in Reykjavik en de tweede, redelijke dag op weg naar Akureyri, is het weer verslechterd. De temperatuur overdag is maar enkele graden boven nul, ’s nachts rond of zelfs onder nul. Boven het land hangt een donkergrijze deken, waaruit het gestaag regent. Er staat een gure wind. In dit weer toont het land nog onherbergzamer, troostelozer. De IJslander zelf stapt luchtig gekleed, vrolijk rond. Wij duiken ver weg in onze jassen, trekken de mutsen diep over onze oren en dragen handschoenen.

2 juni 2015

Het maakt buiten een mistroostige indruk De bergkam tegenover ons appartement, aan de andere zijde van het fjord, gaat schuil achter een lichtgrijs wolkendek. Het regent zachtjes. Dat belooft niet veel goeds voor vandaag!

We rijden eerst naar Asbyrgi, een 4 km lange V-vormige kloof met steile, tot 100 meter hoge rotswanden. Vandaar willen we via de 864 naar Dettifoss. In het informatiecentrum bij de ingang van de kloof krijgen we echter te horen dat de wegen naar de waterval nog gesloten zijn, vanwege het slechte voorjaar. Teleurgesteld kunnen we nog een klein stukje doorrijden tot achter in de kloof en lopen daar wat door het loofbos (dennen) en kijken van bovenaf op het kleine meertje Botnstjörn neer en uit over het dal.
Het weer blijft slecht, onderweg sneeuwt het zelfs. Poedersneeuw ligt op de berghellingen. Het is koud, 1 à 2 graden boven nul. Heen en terug rijden we langs de kust. We zien steile kliffen uit zee oprijzen. De golven beuken onophoudelijk op de stranden en tegen de kliffen. Er staat een stevige wind, die lange golven veroorzaakt op zee. Op de kliffen broeden Noordse stormvogels, langs het strand vliegt recht onder ons een Jan van Gent.

Op de heenweg drinken we koffie in Gamli Baukur, een restaurant aan de haven van Hūsavík, en op de terugweg stoppen we er voor een uitgebreide, verlaatte lunch of vervroegd diner, wat je wilt.

Even na 5 uur spoeden we ons huiswaarts. Onderweg uiteraard nog enkele fotostops. Na aankomst ga ik even op bed liggen en val als een blok in slaap. De reis, het weer en de indrukken zijn vermoeiend.

Egilsstadir