Paracas

Paracas                                                                                                                                    16-12-2018

Een taxi brengt ons binnen 15 minuten naar de busterminal van Cruz del Sur. Na het inchecken van de bagage begint om 11:05 het boarden. Paspoorten en handbagage wordt gecontroleerd. Voor 10 Sol extra zitten we beneden, in prachtige leren stoelen met voldoende beenruimte. Stipt 11:15 vertrekt de bus. Dat Lima in een woestijn ligt zie je nu pas. We rijden langs forse zandduinen. Vlak bij de stad wordt zand en mergel gewonnen als bouwmateriaal. Het regent hier niet of nauwelijks, 1 á 2 mm per jaar volgens de boeken. Maar goed ook, want anders zouden de huizen bedolven worden onder levensgevaarlijke modderstromen. Hier en daar zien we stukken groen, geïrrigeerd land. Links zijn zandduinen, rechts de zee en verder veel vrijstaande, kleine, vierkante huizen, die leeg staan en waar ramen en deuren ontbreken. Sneller dan verwacht zijn we in Paracas. Het is vanaf het busstation naar ons Hospedaje Racs niet ver. Nadat we intrek hebben genomen in onze kamer, verkennen we het stadje, of wat daarvoor moet doorgaan. Een bonte verzameling gebouwen, bijna niet één volledig afgebouwd, gepleisterd in Mediterrane kleuren, met daken van golfplaten en kris kras door elkaar gebouwd. Alles is stoffig, het waait onafgebroken. Het strand is vies en ligt vol met plastic flessen en ander afval, aangespoeld zeewier, met daartussen enkele kwallen. Duizenden meeuwen staan met de kop in de wind. Op het water liggen honderden bontgekleurde vissersbootjes. Er zijn twee pieren, één voor de vissers en één voor de speedboten, die ’s ochtends naar Islas Ballestas varen. De  boulevard met de tientallen restaurants en nog meer souvenirwinkels is in verval, kapot straatmeubilair en plaveisel. Vandaag is alles open, het is zondag. Op het strand is het druk, veel Peruvianen. Kinderen spelen in het water en bouwen zandkastelen.

Borden vertellen ons welke kant we moeten oplopen in geval van een tsunami. Tegen de avond wordt het fris en loopt het dorp leeg. Wat achter blijft zijn de buitenlandse toeristen.

Paracas – National Reserve                                                                                                    17-12-2018

Paracas National Reserve werd in 1975 gesticht en is 335.000 ha groot. We hebben de excursie van 11.00 uur geboekt en hebben nog krap 20 minuten voor een ontbijt en ik kan je wel verklappen dat dat hier echt niet lukt. Niemand maakt zich druk of is van plan zich te haasten. De koffie en het broodje wordt dus ‘to go’ en zijn voor in de bus. Zover het oog rijkt zien we zand en steen. Bergen en heuvels in diverse bruintinten, alles is kaal, geen vegetatie, alleen sporen van buggy’s. Bij de ingang van het park staat het Museo de Sitio Julio C. Tello, een nieuw, architectonisch mooi museum, waarvoor helaas de tijd ontbreekt om het te bezoeken.

We volgen de sendero naar de baai om roze flamingo’s te spotten. De gids waarschuwt ons dat er niet veel zijn in deze tijd van het jaar, omdat ze op doortocht zijn, maar in de verte zien we er toch enkele tientallen foerageren. De Catedral is door de aardbeving van 2007, die veel schade heeft aangericht, één toren verloren. Jammer, maar het uitzicht is nog steeds spectaculair. Aan de ene kant de bergachtige zandwoestijn, aan de andere kant de prachtig gevormde kliffen.

We bussen verder naar La Mina Beach, waar we een restaurant in gelokt worden met een ‘pisco sour’, een druivenbrandewijn met citroen. Op het terras aan de baai eten we vers gebakken vis met rijst, terwijl de meeuwen, Jan van Gents en gieren boven ons cirkelen en er zelfs een meeuw een stuk vis van ons bord weet te pikken. Op de rotsen rusten de vogels en drogen hun veren. Ze poepen de rotsen onder. We zien Humboldtpinguïns, aalscholvers, grijze zeemeeuwen en scholeksters. Na een bezoek aan het Red Beach keren we terug naar Paracas. Het was een schitterende tocht door de woestijn.

Onvoorstelbaar dat hier nooit één druppel regen valt. Totdat het te fris wordt, de zon is nog net niet onder, zitten we op het strand. An wordt afgeschrikt door kleine, vliegende monsters, zoals zij de vliegende vissen beschrijft, zodat ik alleen in het troebele water duik. Een erg frisse indruk maakt het water niet. ’s Avonds eten we soep en gebakken vis. Het stadje is uitgestorven als we naar ons hospedaje teruglopen.

Op ons YouTube kanaal vind je een korte video.

Paracas – Islas Ballestas                                                                                                         18-12-2018

Om 9:50 stipt moeten we ons melden bij het kantoor van de  touroperator, de boot vertrekt om 10:00 uur vanaf de pier, 15 meter verder. Om over de pier naar de boot te mogen lopen, moeten we ieder nog wel 5 Sol betalen en dan begint het wachten. We moeten ons opstellen in rijen van twee en na 20 minuten mogen we achter elkaar de pier op, maar wel in rijen van twee, de gids heeft er zijn handen vol aan. Na nog eens 20 minuten mogen we aan boord en dan begint het gedonder pas echt, want niemand wil op de twee lege plaatsen vooraan in de boot gaan zitten en de kapitein weigert daarom te vertrekken; uiteindelijk weet de gids twee knullen over te halen en vaart de speedboot met twee buitenboordmotoren, tesamen 120 PK, rustig de baai uit. Eenmaal op zee geeft de kapitein vol gas, langs de pas aangelegde internationale haven, met strekdam en lege kademuur van beperkte omvang.

De boot mindert vaart bij de Candelabro, een indrukwekkend geoglief van een 3-armige kandelaar (of is het een cactus, of een teken voor zeevaarders, zoals andere archeologen weer denken; het raadsel zal nooit opgelost worden) in een zandduin langs de baai. De tekening is 128m lang en 78m breed. De diepte varieert tussen de 1 en 60cm. Inmiddels geeft de kapitein weer vol gas, terwijl vogels boven ons het water induiken. Ze vissen op asjovis. In de boekjes wordt gesproken van visconservenfabrieken, maar deze zien wij niet. In de verte doemen de Islas Ballestas op. Grijsbruine rotsformaties met een witte laag guano, poep van vogels dat voor $ 0,50 per kg wordt verkocht door de overheid van Peru. Eens per 5 jaar wordt de guano geoogst.

De eilanden worden continu bewaakt. Rond de eilanden jagen duikers vanuit hun vissersbootjes op pulpo, octopus. Op de kiezelstranden en op de rotsen liggen zeeleeuwen in de zon. Daartussen, als soldaten op wacht, staan de Humboldtpinguïns en kruipen de krabben. In de zee steken de zeeleeuwen regelmatig hun kop boven water om adem te halen. In het water zijn ze razendsnel, maar om op het strand of de rotsen te komen, kost ze meer moeite. De rotsen kleuren zwart van de aalscholvers, de jan van genten en de pelikanen, die mannetje aan mannetje staan. De rotsformaties, de doorkijkjes, de dieren, het is adembenemend mooi. Een geweldige belevenis en voldaan leunen we dan ook achterover als we terug varen naar Paracas. ’s Middags hangen we lui in strandstoelen op het strand. ’s Avonds, na de ceviche en pollo, spelen we nog een spelletje rummycup en duiken vroeg ons bed in.

Op ons YouTube kanaal vind je een korte video

Nasca