Groene Route Mongolië

8 september 2011

Misverstand. We vertrekken niet om half acht, maar half negen. An uit haar humeur. Eén uur slaap schiet er bij in. Tot overmaat van ramp is de douche ook nog koud. Ons vertrek verloopt moeizaam. Gids is te laat, chauffeur is zijn gereedschap vergeten. We wurmen ons door het verkeer. Hij doet dit handig. De chauffeur is moe (heeft te veel gedronken gisteravond en te laat naar bed gegaan). Half vier komen we aan. Het is er schitterend, een Gerkamp aan een meer (Oygi Nuur). We maken een lange wandeling. We zien veel vogels, marmotten en insecten. Na de wandeling een verkleedpartij. We hijsen ons in Mongoolse klederdracht voor een statiefoto. Even buiten Ulaanbaatar is het land uitgestrekt en spaarzaam bewoond. Als kleine stippen zie je hier en daar in de steppen gertenten liggen. We zien meer kamelen, paarden, koeien, geiten en schapen dan mensen. De steppe wordt begraasd door kuddes geiten en schapen, koeien en paarden. Eén keer zien we kamelen. Het weer is goed, zon met stapelwolken 10-12°. Als we aankomen schijnt de zon onafgebroken en stijgt de temperatuur. Nu ik schrijf in de tent, valt opnieuw de stilte op. Geen enkel geluid van verkeer, industrie of iets dergelijks! We rijden, op de laatste 20 km na, over een geasfalteerde weg.

9 september 2011

Het is half acht. De temperatuur is 10°. Gisteravond tijdens het stoken van de kachel was het 28°. De zon schijnt en warmt het land op. Over het kamp hangt nog een diepe rust. Ik was mij van top tot teen met koud water en kleed mij warm aan. Een poging de kachel aan te steken mislukt. Helaas, An moet in een koude tent wakker worden en opstaan. Na het ontbijt, koffie, thee, brood, pannenkoeken met jam, gaan we op weg. De hemel is strak blauw. Langzaam klimt de temperatuur naar 19°. We rijden door de steppen. De bergen zijn kaal en hebben mooie groene en rode kleuren. Ver weg denken we sneeuw te zien liggen op de bergen. Een enkele keer zien we bomen. Na enige tijd rijden we door de graanschuur van Mongolië. Uitgestrekte akkers met graan, voor het brood en de Vodka. In de verte zijn loonarbeiders met grote machines bezig met de oogst. Na de akkers verandert het landschap van karakter. We volgen de rivier Urd Tamir. In het stroomdal zien we loofbomen. Op de bergen naaldbossen. De rivier slingert glinsterend in de zon, als een slang. We naderen Tsenher, waar we in een motel met winkel lunchen. We eten dumplings, traditioneel gerecht in Mongolië. Het motel ligt in een dorpje, waar de huizen met de losse hand zijn verstrooid over het rivierdal en haar hellingen. Kinderen komen uit school. De weg, ongeasfalteerd, loopt door het dorp. De verbinding met de wereld. Langs deze as rukt de welvaart op. Het welzijn wijkt daarvoor. Het leven hier is hard en eentonig. De toekomst ligt toch in de stad. De zoon van Mischka, hoofd van de Nomadenfamilie waar we vannacht en morgennacht verblijven, woont, werkt en leeft ook in Ulaanbaatar. Mischka nodigt ons uit in zijn tent. Biedt ons thee met yakmelk en brood met kaas aan. Mischka is een kleurrijke, oudere man, met haren die in lange grijze linten langs zijn verweerde gezicht met Mongoolse trekken, hangen. We zijn de vrienden van Mischka. Hij is gekomen met de burgemeester van het nabij gelegen dorp Bulgan. De burgemeester is als heer gekleed. In zijn mond blinken gouden tanden. De vrouwen bereiden het eten. Het vlees wordt in kleine brokken gesneden, de aardappelen geschild en gehakt, de uien gepeld en gesneden. Een dochter bereidt koekjes of iets dergelijks. In onze tent staat een schaal vol lokale, merendeels mierzoete producten. In de hoek wordt de kaas gekarnd. Bij ons in de tent staat vlees (zonder vliegen!) en een emmer vol gestold vet. De vleespan is leeg Na de lunch maken we twee fotostops, één op de brug over de rivier, die breed uitwaaiert en snel stroomt. Op de oevers en de eilanden staan bomen. De tweede is voor yaks die (uiteraard) vrij rondlopen. Mischka heeft ook vee (koeien, schapen, geiten en paarden). Vermoedelijk is hij niet onbemiddeld. In de winter blijft hij in zijn tent. Zijn tent is groter dan de onze. Hij heeft in de tent ook een bidhoekje, met foto’s van Dalai Lama, aangevuld met zijn persoonlijke, in de loop der jaren verzamelde, onderscheidingen en andere prullaria.  Voortdurend moeten we van de geasfalteerde weg af. Er wordt dag en nacht aan de weg gewerkt. Een patroon in de uitvoering van de werkzaamheden hebben we niet kunnen ontdekken. Soms lijkt het asfalt enkele jaren oud, dan is sprake van vers asfalt en dan weer een strook zonder asfalt. Alcohol is een groot probleem. Het drinken van Vodka veraangenaamt het leven. De roes verdrijft de eenzaamheid en eentonigheid en verwarmt het lichaam. Soms zie je een Mongoliër in de goot liggen. Totaal van de wereld. Overal wordt Vodka verkocht. De Mongoliërs verstoppen de flessen in hun mantels met lange mouwen, die met rood of geel gekleurde sjerpen bij elkaar worden gehouden Hun mantel is hun rugzak, hun voorraadkast. Mischka was ook dronken. De gids kon hem niet verstaan.

10 september 2011

De hoogste bergtoppen zijn bestrooid met poedersneeuw. De temperatuur in de tent was 4°. De laatste uren hebben we op de Mongoolse wijze geslapen. Half negen staan we op. We doen onze behoefte op de wc met uitzicht op het dal. De zon staat op je billen. In de tent wassen we ons met het hete water uit de thermoskan, dat we in de vleespot hebben gedaan. Opgelucht, opgefrist eten we ons ontbijt, droog brood met boterkaas van de yak. Natuurzuiver, zonder smaakmakers en smaakstoffen. We blijven vandaag op het kamp. We maken ’s ochtends en ’s middags een lange wandeling. ’s Ochtends lopen we door de steppe, langs de rivier naar Bulgan, 3000 zielen volgens de burgemeester. Bijna één uur zitten we op een bank voor een barak, uit de wind en in de zon. Al snel pellen we ons uit, jas, trui, afritsbroek. We laven ons aan limonade, gekocht bij één van de plaatselijke kruideniers en biscuits die ik meegesjouwd heb. Iets te laat voor de lunch keren we terug in de tent. Dumplings, ditmaal gevuld met schapenvlees, rijst en ui. Voortreffelijk! In de middag volgen we de rivier stroomafwaarts naar een rivierdal omzoomd door loof- en naaldbomen. Verderop zijn de hellingen volledig bebost. Daar begint de ongerepte natuur en zijn de wolven, beren en lynxen de baas. Recht voor ons stroomt de rivier en voegt zich bij een andere, snelstromende rivier. Aan de andere zijde staan de bomen. Links voor ons zijn mooie rotsformaties. Plots kunnen we de rivier niet meer volgen, hij loopt langs een loodrechte rotswand. In vervoering kijken we naar het door de late middagzon beschenen landschap, met geen ander geluid dan de vogels en het stromende water. Tegen de wind in keren we flink doorstappend terug naar het kamp. Het lopen is heerlijk ontspannend. Je kunt je gedachten de vrije loop laten gaan. Maar veel tijd aan sores besteed ik niet meer. Het ligt schijnbaar ver achter mij of het is te ver weg. De enige naar wie mijn gedachten wel eens uitgaat is mijn vader, als ik vlinders zie. Dan wordt zijn beeld opgeroepen. Soms betrap ik mij erop dat ik kijk zoals hij keek of dat ik praat zoals hij sprak. Spaarzaam, concluderend, kort. Wat zou hij hier van gevonden hebben?

11 september 2011

Zal het rustig blijven in de wereld? Mocht er iets gebeuren dan gaat het waarschijnlijk aan ons voorbij. We hebben afscheid genomen van de Nomadenfamilie, Padre familias Mischka  wuift ons uit. Hij was om zes uur al in de weer om water te halen. Om half zeven steek ik zelf de kachel aan. De wijze waarop dat moet  heb ik afgekeken. Na twee pogingen brandt de kachel lekker. Ik ga terug in bed bij An. Na een uur leg ik het laatste hout er op. Het is lekker warm in de tent als we opstaan en ons wassen. De onderbroeken gooien we in de kachel. Het vuur laait op. Naast de deur staan de restanten van onze maaltijd van gisteravond. Een bak met pastavellen, aardappelen, bestorven en gekookt schapenvlees,  bouillon en een mes om het bot uit te benen. De bouillon was voortreffelijk, het vlees taai, de aardappelen lekker en de pastavellen voedzaam. We eten het vlees met de handen, de aardappelen prikken we aan de vork, de bouillon slurpen we uit een kom. Nu we het vuur maken onder de knie hebben, spugen (An spoog een mierzoet koekje spontaan in de tent uit) en schapenvlees van het bot eten, voelen we ons één met de Nomaden. Al met al een geslaagd avontuur. Om tien uur vertrekken we van Tsetserleg naar Tsenkher. In Tsenkher zijn warm waterbronnen. Ik wist niet wat ik me daar precies bij moest voorstellen, maar dit was een teleurstelling. Na een wandeling vonden we de wel. Het water wordt opgevangen in een betonnen bak en heeft een temperatuur van 85°. De damp sloeg er vanaf. Vandaar uit wordt het water via een slordig, ongeordend buizenstelsel getransporteerd naar de stenen buitenbaden bij de Gerkampen, de warm waterdouches en enkele (plastic) greenhouses, waarin diverse groenten worden gekweekt. Het eten in het kamp was voortreffelijk. Het vuur werd aangestoken en onderhouden, maar voor de rest was de service matig. Om in bad te mogen moesten we 10.000KRG betalen en we konden pas na acht uur terecht. Als echte zuinige Hollanders hebben we daarvan afgezien. Toen we aankwamen hadden An en ik het visioen samen in een ligstoel aan de badrand te liggen, maar dit bleek een illusie, want op zondag wordt het bad schoongemaakt. Tijdens onze wandeling kwamen we Zwitserse, Nederlandse en Australische avonturiers tegen. Het Zwitserse echtpaar had “hebben en houwen” verkocht en verhuurd en waren vóór hun hartaanval de wereld ingetrokken. Het Nederlandse en Australische meisje hadden hun baan in London opgezegd en van hun spaargeld samen gaan reizen.

12 september 2011

Als we door het weidse Mongolische landschap rijden, klinkt continu uit de luidsprekers van de auto Mongolische muziek. Muziek en landschap zijn met elkaar in harmonie. De chauffeur is top. Het is een genot te zien hoe hij over de onverharde wegen manouvreert. Hij houdt alles in de gaten. Het weer en het dierenleven. Hij ziet zelfs een slang van nog geen 40 centimeter. An kijkt de dood in de ogen. Ze verslikt zich in een koekje met kaneelsmaak. De slang maakt zich zo snel mogelijk uit de voeten. Hij is nog banger van ons dan wij van hem. Na drie uur door elkaar geschud te zijn, komen we onder aan een helling, waar iets onder de top een Boeddhistisch klooster ligt. Onvoorbereid, we weten op dat moment zelfs niet eens met zekerheid ons einddoel, gaan we op pad. Het is meer dan een uur klimmen. Het klooster ligt op 2450 meter. We beginnen op 2145 meter. Het klooster zelf is sober. De ligging spectaculair. Het ligt tegen een bergwand met aan weerszijden uitzicht op het land rondom. Vlak boven het klooster is een kleine grot, die elf jaar onafgebroken bewoond is door een mediterende monnik. In de rots boven het klooster is een zetel, waarop dagelijks een beroemde monnik zat en mediteerde, terwijl hij neerkeek op zijn volgelingen in de dalen zover het oog reikte. De afdaling was zwaar, An had niet bijtijds pijnstillers geslikt en liep dan ook op haar tandvlees. Eenmaal beneden ging het regenen. Het weer was omgeslagen. Het was zwaar bewolkt. Het lieflijke, zonovergoten landschap veranderde in één klap in een mistroostige, sombere, grauwgrijze omgeving. Opnieuw besef ik dat we zo hoog zitten dat het weer elk moment kan omslaan. Regen en sneeuw maken het rijden en leven op de steppen en in de bossen onaangenamer. De auto glijdt weg, raakt in de slip en verdwijnt tot boven haar assen in het water bij de passage van de rivier. Door de regen is de rivier tientallen centimeters gewassen. Onze chauffeur trotseert al deze problemen ogenschijnlijk moeiteloos. Van het klooster rijden we naar een waterval, die ontstaan is na een aardbeving, waarbij een breukvlak, tien miljoen jaren geleden, is ontstaan (als ik onze slecht Engels sprekende gids tenminste goed heb begrepen!). We slapen en eten in een keurig verzorgd, en van alle gemakken voorzien Gerkamp. An gaat vroeg slapen. Het klooster was eigenlijk een stap teveel.

13 september 2011

De dertiende! Een ongeluksgetal. Toen we net op weg waren, ontdekte is dat ik mijn shawl/zweetband vergeten was. Omkeren. De temperatuur lag bij het vertrek iets boven nul, maar zakte al snel tot -1°. Na één uur ging het sneeuwen. We reden door de wolken. Het levert fotogenieke beelden op. Het Eerdene Zuu Klooster lag er prachtig bij in de sneeuw. De monniken bidden (zingen), drinken paardenmelk en eten, gezeten in lotuszit op banken aan weerszijden van twee zetels voor de twee hoogste monniken van het klooster. Ze zijn van alle leeftijden. De bezoekers, overwegend Mongoliërs luisteren met gevouwen handen devoot naar hun nasale zang van (oude) bladen die ze continue omslaan. Ondertussen lopen anderen een rondje langs de gebedsmolens en de beelden, raken met hun voorhoofd de heiligdommen aan en offeren geld aan de Boeddha’s in verschillende gedaanten. De monniken zelf zijn met van alles bezig, praten ginnegappend met elkaar, eten, slurpen de zoute, geboterde paardenmelk en lopen heen en weer. Meditatie? De dertiende? Het maakt niet uit. Op elke pas staat een berg stenen met daarin een stok, vol blauw, rood en geel gekleurde linten, of een verzameling stokken in de vorm van een wigwam. De chauffeur passeert per definitie de stapel links en toetert twee of drie keer. Hij toetert om sorry te zeggen. Bijgeloof? Welke zekerheid, welke verwachting of hoop ontlenen de volgelingen van het Boeddhisme aan hun geloof? Uitspraken van Boeddha zelf, en beroemde monniken bevatten veel wijsheid, meer dan tegeltjeswijsheid, maar dat is onvoldoende reden om zo toegewijd te geloven. Hun manier van beleven heeft iets van afkopen, geen onnodig risico lopen. Ik geloof er eigenlijk niet in, maar toch. Als ik pech heb, of tegenslag en ik heb de goden getrotseerd, ja, dan is het toch mijn eigen schuld! Na het eten trekken we ons terug in de tent. Ik ben ons reisgezelschap spuugzat. De één heeft een harde stem en een merkwaardige manier van praten, de ander is een zijig typetje die zich gedraagt volgens zelf aangeleerde regeltjes. De eerste is aardig en onderhoudend, de andere onecht, opdringerig en onaardig. Ik probeer te vermijden dat ze mijn reisplezier bederft. Het gaat mij beter af dan An. Vroeger zou ik met enkele botte opmerkingen haar op haar plaats gezet hebben, maar tegenwoordig houd ik mij in. We spelen voor de tweede achtereenvolgende avond kaart. Bridge. Het is heel leuk om dat te doen!

14 september 2011

De oude man die het hout hakt, komt zonder te kloppen de tent binnen. Hij komt zijn handen warmen. Beschaamd kijk ik toe. Hij is al weer vroeg in de weer, met houthakken. Ik vergeet hem fooi te geven. Nu het té laat is, heb ik spijt. De temperatuur buiten schommelt rond het vriespunt. Binnen komt de temperatuur ’s nachts niet onder de 14°. Om middernacht en om zes uur in de ochtend wordt de kachel flink opgestookt. We kaarten in pyama met het zweet op ons voorhoofd, niet van de spanning, maar van de warmte. We ledigen de Vodkafles en gaan slapen. An slaapt slecht. Reden? Mutsefluts? Na het ontbijt vertrekken we naar Ulaan Baatar, waar we half vier in de middag aankomen. Onderweg lunchen we. Omdat de restauratiehoudster weigert ons zwarte thee te geven en ons thee met yakmelk voorschotelt, stel ik voor elders te gaan eten. Ik sta bruusk op. We lopen de zaak uit. Gids en chauffeur volgen schoorvoetend. Ze zeggen niets maar zijn duidelijk boos. De fooi straks maakt alles goed. We rijden vrijwel de gehele weg (370 km) over verharde wegen. Ik lees mijn boek uit, kijk rond en dommel enkele keren weg. We maken één fotostop bij de zandduinen, uitlopers van de Gobi. Als we lager, 1200/1300 m boven zeespiegel, komen, verdwijnt de sneeuw. De lucht breekt open. In Ulaan Baatar schijnt de zon. We doen inkopen voor de treinreis (taart) en zuigen ons vol met informatie uit, en  verstrekken informatie aan de wereld thuis. Facebook is bijgewerkt. Een twitter verzonden en e-mail nagelopen op brandberichten. Maar van het westelijk front geen nieuws. Afwachten of we morgen in China weer bereik hebben. Datong is ons volgend doel.