Renswoude – Woudenberg

16 maart 2012

De zon probeert door het lichtgrijze wolkendek heen te prikken. Er staat een frisse wind. In het oosten, zeggen ze, schijnt de zon. Gisteren was het de eerste voorjaarsdag van dit jaar. Met open dak zoefde ik naar een receptie in Mijnsherenland. Een oud-collega ging met prepensioen. Het leek meer een reünie van het oude ingenieursbureau, allemaal oude bekenden, één grote familie. Herinneringen aan lang vervlogen tijden komen boven drijven. Het was een mooie tijd. We leverden goed werk. We brachten ons geld dubbel en dwars op. Maar de tijd tikt onverschrokken voort en niemand houdt haar tegen. Terugdraaien kan ook niet meer. De wereld verandert. De politiek vindt dat de markt het beter kan. Stelselmatig wordt het bureau afgebroken, totdat niets meer rest. De tijd zal leren wat uiteindelijke het netto resultaat is. Vraag het niet aan mij, ik ben bevooroordeeld, maar ouder worden betekent dat je afscheid neemt van alles wat je met eigen handen hebt opgebouwd. De kunst is de verandering te accepteren en te beschouwen als onvermijdelijk, als gevolg van het voortschrijden van de tijd. Het proces is niet te stoppen, hooguit te vertragen.

We lopen nagenoeg de hele dag over de Grebbelinie. We wandelen over meer dan 200 jaar geschiedenis, betonnen bunkers herinneren ons aan de 2e wereldoorlog. Een handvol slecht bewapende soldaten hield dagenlang stand, tegen een overmacht aan Duitsers, die tot op hun tanden bewapend waren. Op plaquettes langs de route is de geschiedenis van de linie te lezen. We passeren een kruis met daarop de namen van jongemannen, die in november 1944 op die plek waren gefusilleerd.                                                                             In de 18e eeuw is met de aanleg van de verdedigingslinie begonnen. Het was de bedoeling het land ten zuiden van de linie, bij het naderen van de vijand, onder water te zetten, zodat het beter te verdedigen was. Als we langs de Lunterse Beek lopen zien we een kopie van de verdedigingswerken uit de jaren dat de Fransen Nederland onder de voet liepen, de Grebbelinie was slim uitgedokterd. Natuur, water en kunstwerken, zoals dijken, sluizen en mensen werkten samen.                                                                                                                   Het voorjaar is in de lucht aanwezig, standvogels, vinken, koolmezen, pimpelmezen, winterkoninkjes en grasmussen zijn druk in de weer; de lisdodde loopt uit en het sterretjesmos kleurt groener dan in de maanden daarvoor.                                                      We lopen tot de N244 langs de gekanaliseerde Lunterse Beek. Nabij de karakteristieke watertoren, langs de Provincialenweg, staat de auto geparkeerd. Tot aan het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw trad de beek herhaaldelijk buiten zijn oevers.                 We maken een slinger langs de rand van Scherpenzeel om het kasteel te zien, dat in tegenstelling tot het dorp zelf, de oorlog heeft overleefd. Helaas is het slot van top tot teen ingepakt vanwege een omvangrijke restauratie.                                                               Onderweg liepen we ook nog een keer verkeerd, de Grote Fliertsedijk op. Kaartlezen lijkt eenvoudiger dan het in werkelijkheid is. Toen we ons omdraaiden, zagen we op een verdeelkast een verzameling bonte, drijfnatte, dode mollen liggen. Een luguber gezicht. Waarom ze daar lagen blijft onduidelijk.

Woudenberg – Amersfoort