La Charité-sur-Loire – Orval

18 oktober 2014                                                                                                                                       La Charité-sur-Loire

Als we rond 8 uur ’s avonds aankomen in La Pomme d’Or is de nacht is al gevallen. We parkeren de auto recht tegenover het hotel. We boeken de laatste kamer en gaan direct aan tafel, we hebben honger en dorst. Na deze enerverende dag besluiten we onszelf op het 4-gangen menu te trakteren. Het eten is smaakvol, de kok heeft zich uitgesloofd. De bediening en de kok treuzelen niet, de gangen volgen elkaar in een vlot tempo op. Koffie met Gourmand, surplus € 2,–, is het slotakkoord.

Vandaag hebben we in Digne-les-Bains (Zuid-Frankrijk, 1264 km van Schiedam) de as van mijn vader verstrooid, bijna 5 jaar na dato. Geen wolkje aan de lucht, geen zuchtje wind, een schitterende omgeving, grillig gevormde bergen, gestolde lava, een brede rivierbedding met daarin een smalle strook snelstromend water, een plek om verliefd op te worden. Hier komt 50% van het totaal aantal Franse vlindersoorten voor. Hier moet hij de gelukkigste periode van zijn leven gekend hebben. Natuur, zon, vlinders, eten en drinken. Hier hoort hij thuis, dit is zijn laatste rustplaats. God is vandaag met hem, de ideale omstandigheden om te vangen, zon, rust, bloemen. Na een korte, intense, emotionele handeling en enkele momenten van contemplatie, keren we om. Zijn as zal zich verspreiden, meegevoerd worden met het water, toegevoegd worden aan de aarde waarop de vlinders foerageren.

Het is al 11 uur als we nog 624 km terug moeten rijden naar La Charité-sur-Loire. Zonder stops zullen we rond 6 uur aankomen. We stoppen echter drie keer, één keer om te tanken en te winkelen, één keer om te lunchen, tegelijk met tientallen andere Fransen die de picknick tafels in de zon bezet houden, en één keer om van stuur te wisselen en te plassen. De TomTom leidt ons dwars door Lyon naar de A6. Daarna slingeren we over smalle wegen door Frankrijk. Wonderschoon, maar het schiet niet op. Uit de boxen klinkt Nederlandstalige muziek. Er zit niets anders op dan volhouden en geconcentreerd sturen.

19 oktober 2014                                                                                                                                        La Charité-sur-Loire – Parigny-les-Vaux

Na één jaar gedwongen rust pelgrimeren we weer, Saint-Jacques is opgetogen. De lucht is onbewolkt, de temperatuur loopt op tot 26°C. We pakken de rugzakken in en laten alles wat we niet nodig hebben achter in de auto. We nemen afscheid van de uitbater, hij gaat met vrouw en kinderen ook op vakantie, en lopen La Charité in. De eerste meters naar beneden richting de Loire zijn licht. We halen herinneringen op en volgen het pad dat door de stad slingert. Plots moeten we een steile trap op. Buiten adem, bezweet komen we boven. Alles ademt de sfeer uit van Saint Jacques.

We zien plaquettes van Saint Jacques, we lopen door de Saint Jacques steeg en straat en overal hangen schelpen en staan borden van Saint Jacques. Eenmaal boven buigen we af en lopen een tijdje evenwijdig aan de Loire, waar we af en toe een glimp van opvangen, en de spoorlijn, waarover zo nu en dan een trein zoeft. We lopen onder het spoor en de N7door via een spectaculaire duiker. Gaaf! Zouden ze in Nederland ook moeten aanleggen. We lopen verkeerd, maar dat herstellen we bijtijds. Het land is glooiend. De akkers worden bewerkt. Ook wordt er gejaagd. Eng, stel dat wij door een verdwaalde stoot hagel worden geraakt. Het pad is fraai en loopt door bos, langs en door akkers. Het glibbert zo nu en dan, het moet de afgelopen tijd flink geregend hebben. We lunchen aan een heuse picknicktafel in Chaulgnes, recht tegenover de lokale supermarkt en de boulangerie. Terwijl wij inpakken maakt het dorp zich op voor een hardloopwedstrijd. De lopers en hun familie stromen van alle kanten toe. Wij strompelen naar Eugnes. Van een pauze worden de spieren stram. Met mij gaat het goed, maar An heeft last van haar bovenbenen en voeten. Ze slikt 2 ibuprofen. Ik heb pas ’s avonds bij aankomst spierpijn. Morgen ook maar aan de pijnstillers, we worden wel ouder, niet jonger.

Even voor Chaulgnes worden we ingehaald door het Franse echtpaar met hun twee puberdochters, die ook onderweg zijn naar Saint-Jacques-de-Compostelle. Zij zijn ruim voor ons vertrokken. Wij moesten nog gaan ontbijten, toen zij al de eerste schreden op het pad zetten. Vermoedelijk hebben ze uitgebreid, op zijn Frans, gegeten. Ze lopen harder dan wij en na verloop van tijd verliezen we ze uit het oog. Het pad loopt omhoog, door het bos. Heerlijk, temeer daar de bomen de zon tegenhouden en de temperatuur dan aangenamer is. Voor ons dwarrelen de bladeren van de bomen naar beneden. Het bos neemt de herfstkleuren aan. Bij Château de Mimont komen we uit het bos en beginnen aan de laatste kilometers. In Pinay buigen we af en lopen omhoog tot de bosrand, die we volgen tot Parigny-les-Vaux. Twee hertjes schieten vanaf het open land, het dichte, onbegaanbare, veilige bos in.                                                                                                       Parigny-les-Vaux is een onbeduidend plaatsje met één bar, waar we de sleutel van de Gîte Municipal moeten ophalen en we onze droge kelen smeren met een biertje. Onze komst is vanmorgen aangekondigd door de patron van La Pomme d’Or. De door Ikea ingerichte gîte is gloednieuw en heeft 2 kamers met stapelbedden, 2 wc’s, 2 douches, een keuken en een gemeenschappelijke kamer met (bed)bank en leestafel. Helemaal voor ons alleen.

Na ons opgefrist te hebben eten we in de bar. We hebben geen keus, er is Croque Monsieur met frites en sla. Als je trek en fysiek zwaar  ingespannen hebt is alles lekker. We drinken daarbij wijn en water. De avond brengen we door in de gîte, met koffie en wijn (aangeschaft voor € 3,– in de bar). Het is nog vroeg als we gaan slapen. De bedden hebben we opgemaakt met onze lakenzak en de aanwezige dekens en kussens.

20 oktober 2014                                                                                                                                       Parigny-les-Vaux – Nevers

In rechte lijn trekken we door het bos en de voorsteden van Nevers, naar de kathedraal van Nevers, in het centrum. In Nevers zelf is geen bewegwijzering, blijkbaar is de overal bovenuit stekende kathedraal het ijkpunt.

De kathedraal is gebouwd tussen de 10e en de 16e eeuw, plat gebombardeerd in 1944 en sindsdien helemaal herbouwd, met oogverblindende, fel gekleurde glas in lood ramen. Nevers is een stad in verval, grauw, verwaarloosd en stil. Het park, geplaveid met asfalt, is foeilelijk. We slapen in het klooster Saint-Gildard, waar Bernadette is ingetreden, voor de lieve som van € 56,–. Er wonen in dit gigantische klooster nog maar 3 nonnen. Wereldwijd kent de orde 50 nonnen. Een kwijnende toestand. Onze kamer kijkt uit op de binnentuin, de douche en wc zijn op de gang. We zijn de enige gasten op onze gang. Na aankomst bezoeken we de kapel en de nepgrot buiten. Voor de grot zitten op eenvoudige bankjes, zoals in Lourdes, mensen te bidden. De rozenkrans. Vóór de grot een beeld van Bernadette en honderden kaarsjes. Ook wij steken een kaarsje op. De commercie slaat toe, in de winkel kopen we een beeltenis, een bidprentje en een lelijk beeldje voor ons “kabinet der grensverleggers”.

Vandaag lopen we 16 km, niet veel, maar genoeg. ’s Morgens is het mooi buiten, de wereld is klein. De dauw tekent de ontelbare spinnenwebben. Langzaam trekt de mist op en onthult het landschap zich. In het bos is het vochtig. De paden zijn goed begaanbaar, behalve als er met tractoren is gereden. De houtvesters zijn te horen, net als de N7 (A77) in het begin. Rond het meer van Niffond is het druk met wandelaars, joggers en vissers.

Nadat we de N7 zijn gepasseerd, lopen we de stad in, een saaie, langdurige tocht langs troosteloze, fantasieloze huizen en tuinen. Onze hoop op een boulangerie-patisserie, voor koffie met een gebakje, gaat in rook op, de hele dag komen we geen patisserie tegen. Troosteloos. Bij aankomst in het centrum drinken we koffie met een baguette jambon en enkele verdwaalde, piepkleine augurkjes. Het ontbijt vanmorgen hadden we zelf verzorgd in de gîte, koffie, thee, brood met kaas en harde worst. De sleutel gaven we weer af bij de bar, want La Mairie was vandaag gesloten. Geen stempel dus, maar wel bij de nonnen, een hele mooie.’s Avonds eten we op aanraden van het klooster bij Le Gambrinus. Eerlijk is eerlijk, het eten is goed. We zijn de eerste gasten, maar na ons loopt de zaak al snel vol. Het restaurant gaat pas om 7 uur open. Tot die tijd lopen we met onze ziel onder de armen rond. We drinken koffie bij een trendy bar in het centrum, met een gebakje, gekocht bij de buurman, om onze ergste honger te stillen. Ter compensatie bestellen we nog een La Chouffe en een witte wijn, terwijl we puzzelen om de tijd te doden. Heel Nevers is in de ban van Bernadette. In de troosteloze buitenwijken stootten we bij toeval op de église San Bernadette, een betonnen kerk uit 1966, die voortreffelijk in de omgeving past. ’s Middags, nadat we ons op onze kamer hadden geïnstalleerd, even hadden verpoosd en er weer op uit trokken, zagen we het Franse echtpaar met de 2 puberdochters weer. Ze kwamen het terrein oplopen. De vrouw, die we kort spraken, zag er getekend uit. De frisse, vrolijke tred en blik van gisteren was verdwenen. Ze gingen vandaag nog terug naar Parijs, met de auto, die ze hier in Nevers hadden achtergelaten.

21 oktober 2014                                                                                                                                       Nevers – Coqs à Grossouvre

We ontbijten vroeg want om kwart vóór 9 sluit de ontbijtzaal. De tafels worden de avond van tevoren al gedekt. Er is brood, thee, koffie, melk, yoghurt, kaas en jam. Na het ontbijt steken we nog een kaarsje op voor Susan, op speciaal verzoek. We lopen de oude stad door tot aan de Loire. De brug brengt ons naar de overkant. De Loire stroomt in een brede bedding. Vlak voor de brug een stroomversnelling, door de mens gemaakt. Het geluid van de rivier overstemt onze stemmen. Aan de overkant buigen we stroomafwaarts af. We volgen de rivier tot 1 km voor Gimouille. Het pad is breed en ligt bezaaid met door de mens achtergelaten troep. De rand van de stad, afwerkplaats voor hoeren en schandknapen, gemarkeerd door weggeworpen, gebruikte condooms. Hier en daar resten van een kampvuur. Er is niet veel fantasie nodig om je voor te stellen wat zich daar heeft afgespeeld. Het pad wordt smaller. We staan langs de oever. Aan de overkant ruige natuur.

Volgens de borden komen hier witte reigers, sterns en bevers voor. Ik zie alleen aalscholvers. Gisteren zag ik volgens mij kraanvogels, of was het eergisteren? Vlak voor Gimouille steken we het Canal latéral à la Loire over. Het kanaal is gereedgekomen in 1838. De Loire was niet geschikt om vracht te vervoeren. Sinds 1970 is het kanaal alleen nog maar in gebruik door pleziervaart. De trein en de vrachtauto hebben het schip, dat tientallen sluizen moest passeren, verdrongen. Het kanaal is een technisch hoogstandje, maar het aquaduct over de Allier is een parel van techniek. Prachtig kunstwerk. Cultureel erfgoed. Het aquaduct is lang, omdat de Allier hier breed uitwaaiert, voordat het de Loire instroomt. Aan het eind zitten twee sluizen, die minstens een hoogte van 10 meter overbruggen. Het kanaal is niet breed en ook niet diep, wat het gebruik door beroepsvaart ook in de nadelige zin moet hebben beïnvloed. Alleen smalle, ondiepstekende aken met ook niet te hoge opbouw en bruggen konden het kanaal bevaren.

Van Guétin, het dorpje aan het kanaal, lopen we naar La Grenouille, ons overnachtingadres. Het is pas 1 uur. De lucht is grijs, maar breekt af en toe open. De truien en jassen hebben we opgeborgen, we lopen in onze shirtjes. We aarzelen. Doorlopen of hier overnachten. We lopen Hotel “Kikker” in en de kok, met heuse muts, staat ons te vriendelijk woord. We overleggen en hij belt met Château de Grossouvre of we daar kunnen overnachten.We hakken de knoop door, we gaan door! Nog ruim 13 km. Eerst langs het voedingskanaal van het Canal latéral d’Alimentation, afwisselend aan de oost- en westoever.

Bij Les Corrains wordt een groot werk uitgevoerd. De voeding van het kanaal, komend uit de Allier, wordt vernieuwd. Fraai om te zien hoe in de rivier een bouwput met stalen damwanden is aangelegd, waarin de werken, nieuwe stuwen, worden uitgevoerd. We volgen de Allier tot aan het fraaie dorpje Apremont-sur-Allier. Jammer dat het regent. Ik probeer de vondst van John uit, petje onder de capuchon. Het werkt! De capuchon blijft zitten en mijn bril blijft droog. We trekken het Forêt d’Apremont in. Links en rechts ‘chemin privé’. Alleen de D76 is publiek toegankelijk, 8 km asfalt, recht toe, recht aan met alleen in het 2e gedeelte enkele flauwe bochten. Halverwege ligt het Etang de la Planche Chevrier, ook privé eigendom en omheind met 3 lagen prikkeldraad. Gelukkig rijdt er niet veel verkeer. We tellen de bordjes. Elk bordje is 1 km en de afstand tussen 2 bordjes is exact 15 minuten. Aan één kant ben ik blij dat we niet op een langgerekt, kapot gereden bospad lopen, waar je tot je enkels wegzakt in de modder.

Als we het bos uitkomen, zien we het Château liggen, eigendom van Jacques en Veronique Chevaux, 16 jaar geleden aangeschaft. De kasteelheer, klein gedrongen, handen met kloven, stoppelbaard, slecht gebit vangt ons op en leidt ons naar de gîte. Een kamertje met eettafel, een slaapkamer met 2-persoonsbed, een keukentje en douche/toilet. Buiten, vóór ons terras, een zwembad, winterklaar weliswaar. De kasteelheer brengt ons macaroni, een bord met diverse soorten vleeswaren, kaasjes, een baguette en een heerlijke fles rode wijn. In de gîte is koffie, thee, melk en bubbeltjeswater. Dit alles voor € 50,–. Morgenochtend krijgen we een rondleiding op het kasteel. We zijn benieuwd. Bij aankomst ben ik weeïg, ik heb trek. Sinds de nonnen hebben we alleen koffie gedronken met koffiekoek in een kleine winkel in Gimouille en onderweg in het bos nog een mueslireep. Ik neem 2 kleine boterhammen met de kaas, die we vanmorgen met een half stokbrood in hetzelfde winkeltje hebben gekocht. Daar knap ik van op. Tijd om een uiltje te knappen.

22 oktober 2014                                                                                                                                       Coqs à Grossouvre – Augy-sur-Aubois

0204pel14De excursie begint om half 9. Om kwart over 7 gaat de wekker af. We ontbijten aan de kleine keukentafel, baguette met jambon, lurkend aan de koffie en warme chocolademelk. Buiten is het koud, binnen brandt de kachel. De bewolking trekt langzaam op. Jacques leidt ons rond in ‘zijn’ kasteel. Hij laat ons zijn wapen zien, een lis (hij is royalist), een schelp (hij ontvangt pelgrims), bloemen (voor zijn vrouw Veronique) en een hoefijzer (verwijst naar zijn achternaam Chevaux). Trots laat hij ons de keuken, met spit boven het haardvuur, de ontvangstkamer, de bibliotheek, de kapel en de gangen voor het personeel en de soldaten zien. Af en toe staat hij stil bij een meubelstuk om een verborgen handigheidje te tonen. Hij geniet zichtbaar. De kamers boven, welke volgens hem al klaar zijn, en de vervallen oranjerie mijdt hij. Ook bekijken we de donjon, de ronde toren uit de 12e eeuw, waar later het kasteel is aangebouwd. Hij renoveert en onderhoudt zelf het kasteel. Hij was elektricien van beroep, maar al jaren gepensioneerd. Hij is al 16 jaar onafgebroken bezig, nooit vakantie. Een deel van het dak is vernieuwd, een ander deel nog niet. Of hij de restauratie goed of handig aanpakt is de vraag, maar hij is enthousiast en trots op het resultaat. Hij wil zelf in het kasteel gaan wonen en kamers voor gasten verhuren. Zal het ooit afkomen?

Warm aangekleed vertrekken we. Op naar René, een Hollander die in La Croix een gîte beheert. Onderweg zien we allerlei bordjes van hem, we zijn welkom. An heeft haar twijfels, die later bevestigd worden. De vogel, René, is gevlogen naar Nederland tot maart volgend jaar. Vlak voor La Croix stopt een Renault, bestuurd door een opvallend geklede (tuinbroek, pet met flappen, vette bril, ongeschoren en met een gebrek) man. Naast hem zit een kleine, gedrongen, drukpratende man. Hij vertelt ons het slechte nieuws. Maar niet getreurd, we moeten instappen en ze brengen ons naar een andere gîte, slechts enkele honderden meters van waar ze ons staande hielden. Prijs € 37,–, zonder ontbijt. Er is geen restaurant in het dorp en de épicerie in het dorp is gesloten. Geen probleem, de mannen brengen ons naar Sancoins om boodschappen te doen. We kopen een fles wijn, varkenshaas, aardappeltjes, bloemkool en voor morgenochtend brood en eieren, heerlijk zachtgekookt met de ham die we ’s morgens op de markt hebben gekocht. De bestuurder is simpel. Hij heeft geen stem meer (keelkanker?). Hij is nieuw hier, de ander leidt hem rond. An krijgt het benauwd, maar ze zetten ons netjes weer af voor de gîte, nadat we in Sancoins nog koffie en de chauffeur een biertje hebben gedronken. Zijn rijstijl is hoekig, maar hij staat erop dat we in de riemen zitten, ook achterin. Als we hem bedanken, zegt hij dat hij Père Noël is, vandaar.

Vanaf Grossouvre volgen we het oude Canal du Berry, door het natte, hoge gras. Langzaam slaan de schoenen door en worden onze sokken nat. Het kanaal is romantisch omzoomd met platanen, bomen die echt bij Frankrijk horen. Pas 1½ km voor Augy-sur-Aubois laten we het kanaal achter ons. In Sancoins kopen we brood en op de markt jambon. Op de trappen van het Office de Tourisme maken we koffie en eten de taartjes op, lekker in de zon en onder veel bekijks. Hadden we gisteren één lange, min of meer rechte geasfalteerde weg door het bos, vandaag één langgerekt, met hoog gras begroeid jaagpad. Het kanaal is niet meer in gebruik, abandonnée, zegt het boekje. We stappen flink door. Onze conditie is goed. Het tempo komt overeen zoals het boekje aangeeft. We zijn constant.

Eenmaal terug in de gîte maken we het bed op en installeren ons met wijn en chips aan de eettafel. Ik werk het reisverslag bij, An puzzelt. Na het eten kijken we een film. Tussen de tientallen dvd’s vinden we er één met Nederlandse ondertiteling, naar een verhaal van John Grisham, met in de bijrol Robert Duvall. Gefilmd in de zuidelijke Verenigde Staten, met een orkaan op komst. Veel regen, vrouwen met zaadvragende ogen, een té succesvolle advocaat, die teveel van zichzelf overtuigd is, een privé detective die aan alle clichés voldoet en een, dat moet gezegd worden, spannende afloop.

23 oktober 2014                                                                                                                                       Augy-sur-Aubois – Charenton-du-Cher

Vannacht hebben we goed geslapen. De deur van de gîte ging niet op slot en An kon het beeld van de zot, die ons gisteren reed, niet kwijtraken. Ik had alle luiken gesloten en onder de klink van de deur een stoel gezet. Geen zout, dus geen zout op ons ei. Bijzonder, ik miste het nauwelijks.

De verveling slaat toe. We lopen, net als gisteren, bijna 20 kilometer op het jaagpad van het verlaten Canal du Berry. Maar eerst passeren we inderdaad het huisje van Père Noël en zoals hij al zei, zijn auto staat voor de deur. Af en toe maakt het kanaal een bocht, passeren we een sluisje waarvan de sluisdeuren steevast zijn verwijderd, en lopen we dan weer rechts en dan weer links van het kanaal. De populieren langs het kanaal hebben hun blad verloren. Als een kleine jongen schop ik het blad opzij, een 62-jarige opgeschoten, baldadige jongen die zich verveelt. Het Franse platteland hier is eentonig. Natuurlijk, het kanaal is idyllisch, romantisch, maar na enkele kilometers en het zoveelste sluisje en sluiswachterhuisje, verstilt de idylle en vervliegt de romantiek. Het is ook stil, doodstil. Zo nu en dan hoor je de kraaien of in de verte een verloren auto. Verder niets, zelfs de koeien staan doodstil in het land. Het water staat nagenoeg stil en heeft een bruine, ondoordringbare, modderkleur. Lang geleden voeren hier smalle, ondiep stekende aken, die kolen vervoerden. De aken werden, zo fantaseerde ik, door zwaar gebouwde paarden met lange manen getrokken, gestaag voortlopend, zoals heden ten dagen de pelgrims. Nu vaart er geen enkele boot meer. In 2009 is men begonnen met de restauratie van het kanaal, dat nog steeds voortduurt. Het is moeilijk te zeggen wat er gedaan is. Als we door het gehucht Laugére trekken, lees ik dat het kanaal het gehucht welvaart heeft gebracht. Nu is het dorp in verval, veel niet meer in gebruik zijnde, verwaarloosde huizen en boerderijen. In de dorpen houdt alleen de bakker stand. Het stokbrood moet vers zijn. Even na 4 uur komen we in Charenton-du-Cher aan. Mme Mativon van Hébergement pèlerin, 9 rue du Château-de-la-Grave, is niet thuis. Pas om half 7. We wachten geduldig op een bankje op het plein tegenover het huis en vergapen ons aan de twee gekken, die heen en weer drentelen. Bij de bakker kopen we koffie en eclairs. Ik loop wat rond en maak een fotoreportage van de kerk, die uit de 9e eeuw dateert.

De temperatuur daalt, het wordt kouder, we raken versteend. Stipt half 7 arriveert Mme Mativon, een kleine, gedrongen, sjofel geklede vrouw, die ons binnen laat in het grote huis, dat nog van haar man is geweest. We slapen in een grote kamer met houten vloer en een bed, dat slechts met een trapje te bereiken is, omringd door oude troep, verzameld voor en naast de open haard, die afgesloten is.

Een nieuw pareltje aan ons Saint Jacques snoer van bijzondere overnachtingadressen. De kamer wordt verwarmd door een antieke, gietijzeren radiator op wieltjes. In een hoekkast is een douche verstopt, met bloedheet water. Heerlijk als je ruim 2 uur buiten voor de deur hebt gewacht. Nu zijn we in afwachting van het diner. Mijn maag knort. Feyenoord staat met de rust op 0-0 in Kroatië, eindstand 1-3, bereikt terwijl we aten bij Mme Chantal Mativon, in haar keuken. Een keukenprinses is ze niet, aardappelsoep met harde groene slierten vooraf, pizza uit een pak, vergezeld door doorgekookte boontjes met veel boter en knoflook, en een bevroren eclair uit de magnetron. De kaas is naturel en lekker.

24 oktober 2014                                                                                                                                        Charenton-du-Cher – Orval

Grand noir du BerryAan de ontbijttafel wordt duidelijk dat over het kanaal steenkolen, bestemd voor Parijs, vervoerd werden. De smalle aken werden niet, zoals ik fantaseerde, getrokken door forse, stoere paarden, maar door mannen en iele, zwarte ezels, of wel Les Grand noirs du Berry. In het boekje staat zelfs een afbeelding van de ezel. Mijn Frans is toch niet zo goed als ik dacht.

Om stipt 9 uur vertrekken we. Buiten is het fris. De zon schijnt en zal nagenoeg de hele dag blijven schijnen. Over het land hangt nog een nevel. Dat levert mooie plaatjes op. Vandaag wordt onze blik verruimd. Nadat we het kanaal zijn overgestoken, trekken we de heuvels in. Op de kam hebben we een weids uitzicht naar beide zijden. Opnieuw is het gras nat. Weer natte schoenen en sokken? Vervelend, temeer daar we nog met de trein van Orval naar La Charité moeten. Gelukkig blijft het bij een kleine strook. De meeste tijd lopen we over smalle asfaltwegen of onverharde wegen met steenslag. De gehuchten rijgen zich aaneen: Le Racot, Le Prior Gré, Le Prior, Doux, Le Gros Chêné, totdat we het kleine dorp La Tour bereiken. Vanaf La Tour dalen we af naar het dal. Even dreigen we verkeerd te lopen, maar An laat haar gevoel spreken en we keren om, op zoek naar de goede afslag.

Onderweg wordt ons spontaan bon voyage gewenst. Het overkomt ons elke dag wel een paar keer. Sinds Vézelay worden we hartelijker ontvangen door de Fransen langs de route. Pelgrims krijgen respect. Onder ons zien we St.Amand Montrond liggen. Boven alles steekt een glazen, vierkante ster in de vorm van een diamant, uit. Dichterbij gekomen blijkt het La Cité de L’Or te zijn: museum, congreszaal, expositieruimte en uitvoeringen. Vermoedelijk worden in deze omgeving veel sieraden van edelmetalen gemaakt, zoals in Nevers het peperdure porselein. De route loopt om St.Amand Montrond heen en voert naar, ja je raadt het al, het kanaal. Plots staan we oog in oog met een brug, over een zijrivier van de Cher, omgeven door mooie oude gebouwen.

Een pittoresk plaatje, zoals vanmorgen ook het piepkleine, pittoreske dorpje Saint-Pierre-les-Etieux liepen, met een mooi aangelegd plein met kruis, omzoomd door mooie gerestaureerde huizen en op de kop natuurlijk een eeuwenoude kerk. Bij het kanaal lunchen we op een bankje in de zon. Soep, koffie, brood met ei en ham. Stijf vervolgen we onze tocht en volgen het kanaal ruim 1 km, voordat we afbuigen en met een bocht onder een romantisch kasteel, dat hoog boven ons uit torent, door naar de hoofdstraat van St.Amand Montrond, die ons voert naar de brug over Le Cher. Vanaf de brug zien we het station liggen. Het is half 3, de trein vertrekt om 17:42. We moeten 3 uur zoek brengen. We hangen wat rond op een bankje aan de Cher, de skai banken van een bar waar ook onafgebroken loten en sigaretten worden verkocht, en op de harde stalen banken van het station.

Stipt om 17:42 vertrekt de trein die ons achtereenvolgens brengt naar Bourges, Nevers en tenslotte La Charité, waar we met 5 minuten vertraging om 20:03 aankomen. We boeken een kamer in Mille et une Feuilles. Alles ademt hier de sfeer uit van boeken en schrijvers. Het meubilair van de slaapkamer is ingepakt in krantenpapier.

In de eetzaal hangen veel foto’s. Opmerkelijk is dat het niet alleen franse schrijvers zijn, maar ook buitenlandse. Jammer dat de portretten, in mijn ogen, sfeerloos opgehangen zijn en de namen er, uit vermeende artistieke overweging, schuin erop geplakt zijn.

Orval – Sainte-Foy-la-Grande