Bandung

18 oktober 2012                                                                                                                                       Bandung

We komen met 2 uur vertraging aan. Het station heeft een noord- en zuidzijde. Ik stap aan de verkeerde kant uit. Hotel Serena ligt aan de noordzijde, heel dichtbij het station. Merkwaardig hotel met onvriendelijk, traag personeel, behalve als het op betalen aankomt.

 

We knappen op van de douche. We verkleden ons en trekken de stad in. We boeken een auto voor morgen en overmorgen naar Jakarta (1.500.000 RP). Een echt reçu krijgen we niet. Spannend of er morgen een auto is en of de excursie brengt wat ons wordt beloofd. Veel is er niet te zien in Bandung, hoofdzakelijk slecht onderhouden Art Deco gebouwen uit de jaren 20, 30 van de vorige eeuw. Als we op zoek gaan naar “spijkerbroeken-avenue”, worden we overvallen door onweer. We worden drijfnat. We schuilen, met thee en vanille milkshake, in het Balinese restaurant “Lunibung Bali, Bali Heeren”. De hemel is zwart/grijs en de regen valt loodrecht naar beneden. De straten overstromen. De goten zijn verstopt door al het afval, dat achteloos wordt weggegooid.

Merkwaardig, de overgrote meerderheid is Moslim. Het eten is “halal”, varkens zijn onrein en ze wassen zich ritueel 4, 5 keer per dag. Echter alles wat ze niet meer nodig hebben laten ze spontaan uit hun handen vallen. Overal ligt afval. Het oogt niet alleen vies, maar het stinkt nog ook. Blijkbaar pleit de profeet in de Koran niet zuinig met de aarde en hun leefomgeving om te gaan. Reinheid is voor een moslim een begrip dat zich beperkt tot het eten (geen varken, ritueel slachten) en rituele wasbeurten (voeten, handen, armen) voor het gebed. Na de regen duiken we de Mall in. Onbereikbaar voor de meeste Indonesiërs. Vandaar dat we vooral Arabieren en Chinezen tegenkomen. Zij kunnen de absurd hoge prijzen, voor Indonesische begrippen, betalen. De Malls zitten vol vreetschuren uit alle windstreken. Ze worden goed gebruikt. Wij wijken uit naar Warung Capot, waar we de plaatselijke pot, ayam, sateh, nasi putni en waterspinazie, eten. Ze schenken ook Bintang (bier). Na het eten lopen we naar ons hotel. Onderweg kopen we bier. We voelen ons, voor het eerst in Indonesië, unheimisch op straat. Willekeurige mensen spreken je agressief, opdringerig aan. De straten zijn nat, glad en vies. De straatverlichting is schaars en er hangen veel slonzig geklede mannen op straat, gehurkt of leunend tegen muren of palen.

19 oktober 2012

We kijken in de omgekeerde prauw: Tangkaban Prahn. Rookpluimen kringelen omhoog. Het stinkt naar rotte eieren. We staren vol bewondering in de krater. In 1969 was de laatste uitbarsting. Een paar weken geleden was het park nog gesloten, omdat de vulkaan rommelde.

Met een gids lopen we door het regenwoud naar een kleine krater, Kawah Domas. De gids spreekt Nederlands. Zonder gids géén toegang. Gids kost 300.000 RP, verwaarloosbaar vanwege de schoonheid van het bos, de krater, met zijn heetwater bronnen, 40°, 65° en 95°, en zwaveldampen die prachtige sulfaatkristallen geven. Er zijn weinig mensen, nauwelijks souvenirverkopers.

Voldaan laten we ons brengen naar Ciatur, de heetwater bronnen. Languit liggen we in het warme, geneeskrachtige water, in ons zwempak. De Indonesiërs houden hun kleren aan en stappen van top tot teen drijfnat uit het water. Uren later zijn ze, in dit klimaat, nog niet opgedroogd.

Terwijl wij ons de warmte goed laten welgevallen, raken we in gesprek met een uit Indonesische ouders,   onder de rook van de Meer, in Amsterdam geboren man. Op de vraag waar hij het liefst zou willen wonen antwoordt hij prompt: Nederland. Hij ergert zich vooral aan het feit dat je overal voor moet betalen. De Indonesische economie kent een formele economie, waarin (in principe: corruptie) belasting wordt betaald (bedrijven, overheid) en informele economie van de mensen die leven van de verkoop van etenswaren, sigaretten, het regelen van parkeren, verkeer, diensten etc. Alles heeft zijn prijs. Ongeschreven wetten. Parkeren kosten 2.000 RP, mango’s 5.000 RP, nasi goring (langs de weg) 12.000-15.000 RP. Ze verdienen geld met de verkoop van zelfverbouwde land- en tuinbouwproducten, vervoer van goederen en mensen, op scooter of brommer, het venten van rook- en etenswaren. Ga zo maar door. Men slaagt er in de kop boven water te houden, alhoewel tientallen miljoenen mensen onder de armoedegrens leven. Veel verandering zal daarin niet komen. Het systeem, de Islam en de sociale klassen, houden het in stand. Het is niet doenlijk om op de maatschappelijke ladder hogerop te geraken. Onderwijs is alleen weggelegd voor de rijken. De inkomsten zijn ongelijk verdeeld. Alleen de armoede is gedeeld. In de grote steden, verspreid over Java, wonen tientallen miljoenen kansloze Javanen in slums, huizen die schots en scheef, op, in en aan elkaar geplakt zijn en zonder enige structuur zijn uitgebreid. Alles is vies. Overal ligt afval. Als het regent zak je weg in de modder. Het water loopt in kleine beekjes door de stegen en de huizen. Alles zit onder de stof. De stank van het verkeer, de scooters, brommers, angkot en tjuktjuk blijft hangen. Op het platteland is het anders. Het erf is verzorgd, aangeharkt, stofvrij. De huizen zijn klein maar verzorgd. De velden liggen er keurig bij. Het werk in het veld is zwaar. De opbrengst, door de kleine kavels, laag. Het dorp kent er structuur. Het leven heeft een ritme, bepaald door de regen- en de droge tijd, het geloof en de familie. De afleiding is beperkt. In de grote stad is ogenschijnlijk meer te doen. Werk, afleiding, Shopping Malls en Westerse verleidingen zoals KFC, McDonald, etc. Overal, in de dorpen en in de stad, zijn de mobiele telefoons. Als ik rondloop in de Malls zie ik honderden, duizenden winkels, met personeel dat verveeld rondhangt, spelend met hun mobiel en jonge mensen, vaak giegelende meisjes of jonge gezinnen, die winkelen en na afloop bij één van de vele eettentjes gaan eten en drinken. Het beeld heeft iets troosteloos. Het personeel smeekt om klanten, maar als ze klanten krijgen, schrikken ze. De meeste bezoekers vergapen zich aan de koopwaar. De waar ligt ver boven hun begroting!

Na Ciatur bezoeken we een fabriek, waar thee wordt gemaakt. Het is leuk te zien hoe de thee wordt geprepareerd.

Jakarta – Amsterdam