Logroño – Frómista

16 augustus 2018

Schiedam – Bilbao 

Het vliegtuig heeft een half uur vertraging, dat valt dus mee. Kwart voor 3 is een mooie tijd om te vertrekken. Eerst lekker uitslapen, op je gemak opstaan met koffie en het nieuws en dan rustig met de bus en trein naar de luchthaven. We waren al vroeg op Schiphol.

In Bilbao hangt de bewolking laag. De heuvels die de stad omringen gaan verscholen in verschillende tinten grijs. Als we uit de bus stappen regent het zachtjes. Na de warme zomer in Nederland voelt dat weldadig aan. We slapen in Hotel Estadio, hetzelfde hotel als vorig jaar, op steenworp afstand van het busstation. We zijn nogal honkvast en gaan voor zekerheid.

’s Avonds genieten we van de Rioja Tinto, Rosado en de overheerlijke tapas in de bar Roma, een aanrader van TripAdvisor. Morgen om 9 uur stappen we op de bus naar  Logroño. Je spreekt het uit via de neus. Ooit vroegen mijn vader en ik, ik zat nog op de middelbare school, een motoragent de weg naar Logrono. Na tientallen vruchteloze pogingen had hij het ineens door. Logroño! Het klonk inderdaad heel anders dan dat wij het uitspraken. We waren op weg naar Teruel, een beroemde vangplaats voor dagvlinders, dé hobby van mijn vader.

17 augustus 2018

Bilbao – Logroño – Navarrette

We laten vanmorgen een grauw en grijs Bilbao achter ons. Om half 12 staan we bepakt en bezakt op het busstation in Logroño, na een reis van ruim 2 uur. Ook Logroño is gehuld in grijs, maar het is droog. In Bilbao en haar achterland is het groen, en niet zoals bij ons waar na de uitzonderlijke hete zomer, de natuur dor en kaal is. Vanaf de busterminal lopen we in een rechte lijn naar de brug over de Rio Ebro, daar waar we vorig jaar zijn geëindigd. In de Jacobskerk halen we onze eerste stempel en steken we een kaarsje aan, op de goede afloop en voor de dierbaren om ons heen. De temperatuur is aangenaam, begin 20°C. Als de lucht breekt, schiet de temperatuur omhoog.

Even buiten Logroño lopen we door een park, over een verhard pad, omzoomd met bankjes, naar het stuwmeer van La Grajera, dat het centrum is van recreatieve voorzieningen, zoals sportvelden, betonnen tafeltennistafels, een speeltuin etc. De BBQ’s zijn afgedekt vanwege brandgevaar. De weg gaat geleidelijk aan omhoog, totdat we Navarrette zien liggen. We checken in bij de Albergue Municipal, in beheer bij de Asociación de Amigos del Camino, en slapen voor € 7,– p.p. op een zaal met 10 bedden, 2 douches, 2 wc’s en 2 wasbakken. De Albergue sluit om 10 uur ’s avonds, en om 8 uur ’s ochtends moet je weg zijn. Ik ben moe. Benen en heupen doen pijn. An heeft pijn in haar rechtervoet, onder haar hiel. De pijn trekt naar boven. We worden een dagje ouder. Onderweg komen we nog een Deense tegen, die achterstevoren de heuvel afloopt, om haar pijnlijke knie te ontlasten. Heel veel peregrino’s hebben last van hun voeten, knieën of spieren. In een bodega eten we een hapje.

Vandaag is er geen ‘pelgrimsmenu’. Het is feest in het dorp, vandaar. Na het eten is het druk op de pleintjes voor de kerk. De locals stromen toe, de kinderen zijn verkleed. Ze eten stokbrood met tortilla, kaas, vlees en pepers. Ze drinken daarbij wijn, in kleine kartonnen bekertjes. Even na 9 uur begint Eszentia, een band, met blazers, achtergrond zangers en een blinde, pianospelende zanger, beter dan Jules de Corte, maar niet zo goed als Stevie Wonder. Veel, heel veel echo en té hard. Wij gaan naar bed. Om 10 uur gaat de deur op slot. De muziek gaat door, loeihard, tot 4 uur ’s nachts en sluiten af met keiharde gitaarrock. Het grootste deel van de nacht lig ik wakker.

18 augustus 2018

Navarette – Nájera 

Om 7 uur ontwaakt de zaal. Een ieder komt moeilijk op gang. Het was een lange, lawaaierige nacht. Nadat we ons hebben aangekleed ontbijten we in het barretje, waar we gisteravond ook gegeten hebben, eieren met spek en koffie. Om half 9 gaan we op pad. Het is fris, maar de zon schijnt. Buiten het dorp lopen we over merendeels stoffige, onverharde wegen tussen de olijfbomen en wijngaarden. Niet alle wijngaarden zijn goed onderhouden. Veel zijn in ieder geval op het oog verwaarloosd, met hier en daar zelfs lege plekken. Boeren zijn aan het werk. Met de tractor spuiten ze gif, herbicide of insecticide. Ik weet het niet, maar ik zie nauwelijks insecten, geen bijen, horzels of steekvliegen. Vlinders zijn ook schaars. In Ventosa drinken we koffie en kopen sandwiches voor tussen de middag. Een mooie gelegenheid om ook naar de wc te gaan. Na Ventosa loopt het pad omhoog naar Alto de San Antón. Net voorbij het hoogste punt van 670 meter hebben we een mooi uitzicht op het land voor ons. In de verte ligt Nájera.

Om half 2 checken we in bij de Albergue Municipal Donativo. Op een grote zaal krijgen we 2 naast elkaar gelegen ‘onder’ bedden toegewezen. An klaagt over haar voet, ze loopt moeilijk. Ik ben stijf en stram. De Albergue heeft één grote slaapzaal met 3 rijen stapelbedden. Voor de heren en dames zijn er elk 2 douches en 2 wc’s, verre van ideaal. De hospitaleros zijn vriendelijk en behulpzaam. Op verzoek maak ik voor één van de hospitaleros een tekening in haar boek. ’s Avonds, als wij onze slaapzakken opzoeken, organiseert zij spelletjes. Het enthousiasme is groot. De peregrino’s vormen één grote familie, die voor elkaar zorgt en lief en leed deelt. Een tanige, kleine, besnorde, Spaanse mountainbiker, Victor, en de Spaans sprekende Belgische dame die in Mexico heeft gewoond, Griet, ontfermden zich vandaag op de Camino over een oververmoeide Ecuadoraan. Victor draagt zijn rugzak, terwijl de Ecuadoraan op de fiets over het stenen pad voorzichtig naar beneden mag rijden. Dat is de ‘Camino’, merkt Griet op. Victor en Griet, hebben elkaar ontmoet op de hoogvlakte en zijn sindsdien, voor wat Victor betreft, onafscheidelijk.

Voor de Albergue staan banken waarop de peregrino’s zitten, maar ook de bejaarden van Nájera. Aan de arm van hun zoon of dochter schuifelen de dames, keurig gekapt, naar de bankjes voor een praatje met lotgenoten. Kinderen en kleinkinderen komen langs. De kleinsten worden stevig geknuffeld. Als de nacht valt,  gaan ze trots gearmd naar huis. Ooit de droom van Jo. Nu onze kinderen zijn uitgezwermd en wij daarop gelijkende behoeften hebben, ervaren we het nu anders dan toen. Begrip komt met de jaren, laat, té laat?

19 augustus 2018

Nájera  – Santo Domingo de la Calzada

We slapen zalig. An is al vóór 7 uur wakker. We ontbijten, eieren met spek, toast en koffie, in een barretje vlak voor de brug over de Rio de Yalde. Om 8 uur lopen we Nájera uit, langs de spectaculaire loodrechte, rode rotswand met grotten, nu bewoond door duiven. Eenmaal boven kijken we uit op een hoogvlakte met wijngaarden, kool, bieten en graan. Het graan is reeds geoogst. Nu wordt het hooi verzameld en verwerkt in balen, die hoog opgestapeld worden op het land. In Azofra drinken we koffie en kopen broodjes voor onderweg. Als we het dorp uitlopen stuiten we op een kruisbeeld. De lucht trekt open. De wolken lossen op. Een licht verfrissend briesje waait in ons gezicht. De temperatuur stijgt geleidelijk.

Het is stil, doodstil, totdat plots een schot klinkt. Een rondbuikige jager, met zijn vrouw en 3 honden, schiet een opschrikt vogeltje, dat wild wegvliegt, in de vlucht op 25, 30 meter neer. Een mooi schot, einde vogel. De honden speuren de vogel direct op. De jager geeft de buit aan zijn vrouw, die de vogel liefdevol zachtjes aait. Later passeert het gezelschap ons in hun jeep en hullen ons in een grote stofwolk. Het zweet parelt op mijn hoofd tijdens de klim naar Cirueña. Boven op de top heeft een handige Spanjaard een tafel met eten, fris en vers fruit, waaronder zalige watermeloen, neergezet. Donativo. De slimpik!

Vanaf de top nog 6 kilometer dalen naar het plaatsje met de prachtige naam Santo Domingo de la Calzada. De wijngaarden worden schaars. Morgen laten we de provincie Rioja achter ons. Een lang lint van peregrino’s trekt over de hoogvlakte, drinkt koffie, luncht bij de bars in de kleine plaatsjes en schiet plaatjes bij de markante punten, zoals het kruis van Azofra. De door de Cofradia de Santo de Domingo de la Calzada gerunde Albergue Santo Domingo is groot en mooi. Het bestaat uit 3 verdiepingen. Elke verdieping heeft douches en wc’s, die zo schoon zijn als zilver. We slapen boven elkaar. Dit keer An boven.

De beroemde kathedraal schiet erbij in, omdat we € 3,– entree moeten betalen en dat is tegen onze principes. We lopen een kort rondje en laten onze stramme, vermoeide lijven neervallen op een terras en bestellen sangria. Na verloop van tijd schuiven Belgische Griet en Victor, de Spaanse macho uit Saragossa, aan. We drinken en eten met elkaar. Op de Camino vorm je één grote familie. Griet tipt ons op een klassiek openluchtconcert even verderop, dat om half 9 begint. Bij ‘Don’t cry for me Argentina’ van Lloyd Webber, vallen wij in. Het is druk. Het hele dorp is, netjes gekleed, uitgelopen. Het is zondagavond. In de aaneengesloten rij bars en restaurants is het een drukte van jewelste. De terrassen zitten propvol.

20 augustus 2018

Santo Domingo de la Calzada – Belorado 

Om half 11 gisteravond kwamen de Mexicanen thuis. Ternauwernood kon ik nog beletten dat ze het raam dicht deden. Na veel gerommel, bijgelicht door hun smartphones, gingen ze naar bed. Ze lagen nog niet of één van hen begon verschrikkelijk te snurken, zijn vrienden vielen hem bij en hielden dit vol tot half 7 vanmorgen. An verdacht mij hiervan, maar ditmaal was ik het echt niet. Vanmorgen is ze dus knap chagrijnig. Vandaag 22 km en een beetje. Elke dag iets meer en elke dag iets vroeger. ’s Ochtends vroeg is het nog fris, maar al snel schiet de temperatuur omhoog. Het is warm vandaag. De weg loopt langs de N210. Als de Camino te dichtbij komt is dat hinderlijk, maar de vergezichten vergoeden veel. Naarmate de tijd verstrijkt hebben we weinig oog meer voor de omgeving. Gestaag stappen we door om pijntjes en stramme, overbelaste spieren en gewrichten te vergeten. Blik op oneindig. Focus je op prettige dingen. Gelukkig liggen de dorpjes als een kralensnoer dichtbij elkaar.

In Grañón le Rioja drinken we koffie en kijken op de Plaza Major naar een 2 peregrino’s die de salsa dansen, op de muziek die uit de luidsprekers komt. In Viloria de Rioja eten we een broodje met omelet met verse jus d’oranje, donativo. We doen € 6,- in het sigarendoosje en kopen voor € 5,– nog een armband, die dezelfde dag, na de douche en de zwempartij, al kapot is.

Na de lunch stampen we zwijgend, zonder verder nog te rusten, door. Onderweg krijgen we nog een flesje koud mineraal water aangereikt.

We nemen onze intrek in de particuliere Albergue Los Cuatro Cantones, met zwembad. Voor ons checken de Mexicanen in. We vragen om een andere kamer en leggen uit waarom en dat we anders naar een andere Albergue zullen gaan. We krijgen bed 25 en 26 in een kamer met 6 bedden, waarvan er 2 bezet zijn. Met de kamer ervoor (4 bedden) delen we een douche, wasbak en wc. Niet gek en ver bij de Mexicanen vandaan. Ik neem nog een lekkere duik in het zwembad, in mijn onderbroek, want een zwembroek heb ik niet bij me . We eten in de Albergue, een voor-, hoofd- en nagerecht, teveel. Het hoofd- en nagerecht zou voldoende geweest zijn. We eten samen met Griet en de streng gelovige 23-jarige Zuid-Koreaan Sang Jin–Moo, noem me maar Pedro, zegt hij. Op het laatst schuift Victor nog aan. Na het eten gaan we vroeg naar bed.

21 augustus 2018

Belorado – San Juan de Ortega 

Om 6 uur staan we op, half 7 ontbijtbuffet en even na 7 uur gaan we op stap. Het is fris, 10°C. We stappen flink door. Als de zon boven de horizon is, gaan de truien uit. In achtereenvolgens Tosantos, Villambistia en Espinosa del Camino is geen barretje te bekennen. Pas in Villafranca Montes de Oca is er koffie, sandwiches en een wc. Voldaan gaan we weer op pad, de laatste 12 km naar San Juan de Ortega. We lopen door eiken- en naaldbossen. In het begin in de verkoelende schaduw, maar al snel op een zonovergoten, brede bosweg. Na het monument voor de slachtoffers van de Spaanse Burgeroorlog en de Alto de la Pedraja, het hoogste punt die we, hoe is het mogelijk, missen, lopen we naar San Juan de Ortega. Net na de top wordt een oase aangekondigd en inderdaad, 700 meter verder stuiten we op een donativo bar waar we een heerlijk stuk watermeloen krijgen en een glas koud sinaasappelsap. Het is tegen 2 uur als de kerktoren opduikt.

San Juan de Ortega is een hotel, een bar, een albergue, een niet meer in gebruik zijnd klooster en een kerk vol relikwieën. Op het terras van de bar zitten de ‘usual suspects’, waaronder de An angst inboezemende Mexicanen, die na eerdere grootspraak dat ze nog 4 km verder zullen lopen, toch besluiten hier in de albergue te overnachten. Ze kiezen uitgerekend de bedden boven ons, maar door tussenkomst van de Spaans sprekende Griet pakken ze hun reeds uitgestalde spullen en verhuizen naar een volgende kamer. Gelukkig! Na het graan en de velden met zonnebloemen, waarin peregrino’s massaal hun naam of emoji’s hebben geschreven, vandaag de eikenbossen met hier en daar naaldbomen, met als onderbegroeiing mannetjesvarens en bloeiende hei. Heel mooi.

Het avondmaal is teleurstellend. Onwillekeurig moet ik denken aan mijn diensttijd. Als je dan een dienblad van de stapel pakte, schoten de kakkerlakken weg. Dienbladen waarop uit de gaarkeuken het eten werd gekwakt. In dienst was op donderdag nasi het hoogtepunt. Achteraf geen vervelende tijd, alleen té lang. Een mooie overgang van de beschermde wereld van de middelbare school naar het vrije, onbezorgde leven aan de universiteit. Daar gold slechts resultaat, dat wil zeggen voldoendes en op tijd. Met beide had ik geen moeite. Ik was gedisciplineerder dan op de middelbare school en de stof was niet eenvoudig, maar wel te bevatten voor mij. In ruil daarvoor alle vrijheid en een onbezorgd leven, zolang je studeerde. Daarna veranderde dat. Met het klimmen der jaren erodeert de onbezorgde instelling en maakt plaats voor gepieker, pijn en angsten. Angst voor het onbekende, angst voor verandering, pijn omdat je de loop van de dingen niet meer kan beïnvloeden. Na afloop hangen we rond bij de bar die vroeg sluit, amuseren ons met onze mede-peregrino’s die dansen en gaan vroeg naar bed. Morgen weer een vermoeiende dag.

22 augustus 2018

San Juan de Ortega – Burgos 

Om half 6 staan we op en even na 6 uur gaan we op pad. Vandaag bijna 30 km. Het is nog donker. Voor ons loopt een Chinees met zaklamp, een mooi oriëntatiepunt. Pas na 3,7 km drinken we in Agés onze eerste kop koffie met een kaassandwich. Nog fris en monter lopen we naar de Alto, schieten foto’s en kijken nog één keer achterom, voorruit ligt ons doel en we zien daar Burgos al liggen.

Bij de oude militaire basis gaat het even fout, het vliegveld ligt voor ons, terwijl het rechts van ons moet liggen. Samen met een Peregrino uit Costa Rica vinden we gelukkig al vrij snel de goede weg. Na Cardeñuela-Riopico verandert het landschap. Ik word mij bewust dat de stilte van de afgelopen dagen, die ik echt tot mij door moest laten dringen, plaats maakt voor het lawaai van de stad, waarmee je in je dagelijkse leven zo vertrouwd bent. De industrieterreinen zijn stoffig, druk met verkeer en weinig handelingen en daardoor dodelijk saai. Vooral als het zo heet is als vandaag. Ik voel dat ik mijn hoofd moet bedekken. Na de lunch in een truckerscafé in Castañares knoop ik mijn nat gemaakte bandana op mijn hoofd. Vandaar stappen we zonder op of om te kijken door naar de Albergue Municipal, bij de kathedraal, in het oude centrum van Burgos.

Eenmaal aangekomen ben ik blij dat ik de verleiding om aan de rand van de stad de bus te nemen om het saaie, lelijke stuk over te slaan, toch heb kunnen weerstaan. Dit is ook onderdeel van de Camino. Het maakt de Camino onvergetelijk. In de albergue bemachtigen we op de 5e verdieping bed 516 en 518, 2 benedenbedden bekleed met zweterig plastic. Gelukkig is er wel een lift. Na een verkwikkende douche en 2 sangria’s, zoals sangria behoort te zijn, op het terras tegenover onze albergue voelen we ons langzaam weer mens worden. Aangeschoten flaneren we door de stad, eten lekker pasta en risotto bij La Maffia en gaan vroeg naar bed.

23 augustus 2018

Burgos – Hornillos del Camino

De albergue is mooi, maar het straatlawaai vreselijk. Tot 6 uur in de morgen feest en beest de jeugd met zelf meengenomen drank in de straatjes en op de pleintjes rond de kathedraal. ’s Ochtends lijkt het wel een slagveld. Met de brandspuit wordt het schoongespoten. Optimale reclame voor je stad! Al vroeg beginnen de eerste peregrino’s te vertrekken. Ik besluit, ook al is het vandaag niet nodig, ook maar vroeg op te staan. De wc is bezet en met de lift zoef ik naar de begane grond om daar naar de wc te gaan. Eén uur hebben we nodig om de stad, via het universiteitsterrein, uit te lopen. Pas als we het artefact van wegen en spoor, aan de oostzijde van Burgos, hebben gepasseerd en de hoogvlakte van Castilië hebben bereikt, voelen we ons bevrijd en gaat het tempo omhoog. Tot dan nauwelijks 3 km per uur, daarna ruim 4 km per uur, ondanks de zon, die al weer volop schijnt.

Als we Burgos uitlopen zien we voor het eerst Anton. Anton is 7 maanden oud. Hij zit in de wagen, die opgevoerd is, verstevigd en wordt geduwd door zijn moeder, een goedlachse, altijd optimistische  Oostenrijkse, of hij zit in een draagzak op de buik of in een zitje op de rug van zijn vader, een boom van een kerel, die net als zijn vrouw, altijd vrolijk is. Anton is de jongste peregrino die wij hebben ontmoet. We komen Anton en zijn ouders later nog vaak tegen. Anton is altijd vrolijk en geniet van alle aandacht die hij onderweg krijgt. Ook pa en ma blijven lachen, zelfs na een aanval van bedwantsen. Ze dwingen met hun onderneming veel respect af. Castilië is meer golvend, minder hoekig dan Rioja. In de rivieren staat volop water. Het graan is geoogst, het hooi bijna. De zonnebloemen staan te wenken naar de zon. Als de aarde is geploegd, kleurt het grijs/wit. In een voor ons redelijk tempo lopen we naar ons ‘hoog(s)te’ punt van vandaag. In de verte, in het dal, zien we Hornillos del Camino liggen en we beginnen aan de afdaling.

De zon staat ook weer hoog aan de hemel en ondanks het dunne briesje zijn de laatste kilometers weer bloedheet. Hornillos del Camino bestaat uit één straat, waarin je je in de middeleeuwen waant. Hier, 20 km van Burgos, staat de tijd stil. Eén kerk, één bar en enkele honderden huizen. De inspanningen eisen hun tol, meer kilometers dan we gewend zijn en een verstoorde nachtrust. De refugio waar we vannacht slapen is klein, proper en inderdaad fijn. Voor € 3,– laten we onze kleding wassen, geen overbodige luxe na 7 dagen.

We lummelen wat aan op het terras van de refugio en later op het terras van de daar tegenover gelegen bar. Langzaam worden we rozig van de landwijn. Nadat we de straat naar beide zijden nog een keer verkend hebben, duiken we opnieuw bij de bar op het terras voor nog meer wijn en eten. Terug in de refugio babbelen we nog wat met Elisabeth uit Oostenrijk en Frank uit Oosterhout.

24 augustus 2018

Hornillos del Camino – Castrojeriz

Het is al licht als we vertrekken, na een heel mager ontbijt. We passeren de in het boekje genoemde  Refugio San Bol, een klein stenen gebouwtje langs de Camino met 12 slaapplaatsen, een generator voor elektriciteit maar geen stromend water en wc, eenzaam maar schitterend gelegen. We lopen op met de snurkende Mexicanen, overigens hele aardige mannen, en Carl en Ulla uit Zweden. In Hontanas drinken wij koffie en eten een sandwich met omelet, de Mexicanen zitten al aan de wijn. Op het terras zit ook Frank en we zetten ons gesprek van gisteren voort. We leren Frank beter kennen. Na een uur stappen we op en gaan verder. Frank heeft besloten er een rustig dagje van te maken en blijft hier vandaag.

Als we vertrekken krijgen we een berichtje van een kennis van ons dat ze zich heeft afgemeld uit ons App-groep OP WEG NAAR SANTIAGO. Het veroorzaakt een gevoel van onbehagen. Waarom? De reden die ze zelf opgeeft, dat haar telefoon op hol slaat door het grote aantal berichten, klinkt ongeloofwaardig. Desinteresse? Jaloezie op de aandacht die we in de app-groep krijgen? Wie het weet mag het zeggen. De Camino gaat dieper dan de oppervlakkige schil, die luxe en welvaart moet uitstralen. Het innerlijke verdringt het uiterlijke. De Camino maakt diep van binnen ook bij toeschouwers iets los. Waarom doe ik, doen wij, niet zoiets? Wanneer had ik voor het laatst oprecht contact met iemand, niet om te spiegelen of de aandacht op mijzelf te richten. De onrust maakt iets los, het onbekende, een stil verlangen, nieuwsgierigheid die omslaat in angst, jaloezie. Sinds het begin van de Camino hebben we niet zo lang en intensief gepraat. Dat voelt fijn. Na de versterking van de inwendige mens vervolgen we onze weg. Het is aangenaam, omdat de weg ‘vlak’ is en er een frisse bries in onze rug staat. Schaduw is er niet. Alleen hogerop staan enkele bomen en langs de kleine riviertjes.  In het land, op de vlakte, een ommuurd klooster.

In de ruïnes van het voormalige klooster van San Antón is een bar met terras, waar we genieten van watermeloen. Goed tegen de dorst. De Mexicanen en het Zweedse echtpaar zit aan de wijn en het bier, volgens hen is het nog maar 2,5 km naar Castrojeriz. Het land is kaal, geploegd. De toppen van de heuvels zijn niet in cultuur gebracht. Het pad voert naar Castrojeriz, dat aan de voet ligt van een heuvel met op de top een ruïne van een kasteel (IX-XVI).

We nemen onze intrek in de Albergue San Esteban, één grote slaapzaal met 30 bedden. ’s Avonds eten we een pelgrimsmenu bij Jacobus (originele naam), nadat we het dorp hebben verkend en een staartje van de Heilige Mis hebben meegenomen.

25 augustus 2018

Castrojeriz – Frómista

Het is een zware dag vandaag, ik heb lood in mijn benen, de motivatie is even weg. Wellicht teveel kilometers gelopen in de afgelopen dagen en te korte, verstoorde nachten. Vanmorgen om 10 over 5 ben ik al wakker, té vroeg, alhoewel de eerste mensen al bezig zijn met inpakken. Om kwart voor 6 geef ik het op en sta ook op. An is inmiddels ook wakker. We ontbijten donativo in de albergue, koffie met vers brood en boter, en om 10 over half 7 zijn we op pad. Het is fris, zo’n 10°C, en er staat een fikse wind in de rug. Even buiten Castrojeriz moeten we, na passage van de Rio de Odrilla, steil (12%) omhoog naar de Alto de Mostelares. Ideaal op dit tijdstip, het wordt langzaam licht en de temperatuur is nog laag. Boven is het zelfs koud. Het uitzicht over dit deel van Casterië en de ruïne van Castrojeriz is adembenemend. Even later komt de zon boven de kim en kleurt de lucht prachtig. Voor ons ligt de hoogvlakte, maar eerst moeten we nog steil (18%) naar beneden. Inmiddels schijnt de zon, maar het blijft fris, de temperatuur komt niet boven de 20°C. In de verte ligt Puente Fitero, de brug met 7 (oorspronkelijk 11) bogen over de Rio de Pisuerga en vlak daarvoor San Nicolás, een albergue met kapel, waar binnen een prachtig beeld staat van Jacobus en er koffie of thee is voor de peregrino. De Rio de Pisuerga is hier breed, omzoomd door bomen en wuivend riet. Prachtige natuur.

We verlaten de provincie Burgos en wandelen de provincie Palencia in. In een louche bar in Itero de la Vega eten en drinken we wat. Als we om 10 uur het dorp uitlopen zitten voor een kroeg een stel jonge knullen, ladderzat, omringd door lege bierflessen, te lallen of te slapen. Een triest beeld. Het vervolg is vervelend, ik ben moe, heb het koud en heb een moeilijk moment. Waarom? Ik weet het niet. Pas na onze pitstop in Boadilla del Camino knap ik op. Waarom? Opnieuw weet ik het niet. Ruik ik de stal? In ieder geval ruik ik het vee, de stront van het vee. Het dorp is troosteloos. Een verzameling huizen neergekwakt op de hoogvlakte. Veel zijn in verval of niet afgebouwd. De wegen zijn onverhard en geplaveid met stront. Het doet met denken aan Afrika, Tanzania en Kenia. We weten het tempo wat op te schroeven en lopen 2 km langs het Canal de Castilla, dat de hoogvlakte voorziet van water. Het kanaal is aangelegd eind 18e eeuw voor transport. Nu onmogelijk.

De sluis bij Frómista is van gewapend beton. Het enige transport dat nog plaatsvindt zijn toeristen per boot. Jammer, want het is een fraai staaltje civiele techniek. Frómista is een merkwaardig, modern drop, met in  het midden de Romaanse kerk San Martin. Het is zaterdagmiddag als wij het dorp inlopen. De terrassen zitten bomvol. In de albergue komen we de ‘usual suspects’ weer tegen. We raken in gesprek met Helen en Eric uit Australië, die Calgary (Canada) ontvlucht zijn vanwege de kou en nu in Melbourne, aan de oostkust van Australië, wonen, waar de temperatuur nooit veel lager dan 10°C of hoger dan 28-30°C wordt. Door deze ‘move’ is hun familie wel uiteengeslagen, moeder en 1 zoon wonen nog in Canada, de 2 andere zoons in Australië op 2 uur vliegen. De albergue heeft een binnenplaats, waar het druk is met peregrino’s, die hun was doen, bellen met het thuisfront, eten, drinken, roken en vooral praten. Carmen en haar man, de hospitaleros, hebben bezoek van haar moeder. De Mexicanen zijn ook van de partij. Druk pratend met een Duitser en een Ier zitten ze flink te drinken.

Frómista – León