Visé – Esneux

16 augustus 2009                                                                                                                                Visé – Liège

Na bijna twee jaar pakken we de draad weer op. We staan vroeg op, zeven uur. Het land hult zich nog in nevel. We douchen, eten staande ons brood en drinken koffie en thee. Bepakt en bezakt reizen we naar Esneux, het eindpunt van twee aan één gesloten etappes, die ons van Visé, via Liège, naar Esneux moet brengen. We parkeren recht voor het verlaten station van Esneux en bestuderen de vertrektijden. De trein is net weg (09:19, we zijn om 09:32 op het station); de volgende gaat om 11:18. We besluiten met de auto naar Luik te rijden, Luik-Angleur. Ook dat is geen succes. We moeten naar centrum van Luik, Guillemines, een in aanbouw zijnd, spectaculair mooi Thallys station. Uiteindelijk bereiken we Visé. We lopen fris en monter de stationshal uit.

Nog in Visé raken we het pad kwijt. We zien een afslag over het hoofd. We lopen zo’n 1½ à 2 kilometer om. We lopen op de Grande Randonnée 5. We keren terug en pakken het goede pad op. Het zal niet bij deze ene keer blijven. Op het landgoed van de familie d’Argenteau lopen we ook verkeerd. We klimmen naar Richelle, met uitzicht op de Maas. We lopen langs het nog bewoonde Kasteel Argenteau, in de vorige eeuw nog door de nu verarmde familie Van Zuylen bewoond, waarvan in deze eeuw een telg is aangetrouwd aan ons Koninklijk Huis en daarmee in een rechtszaak is gewikkeld.                                             Na het kasteel lopen we langs de kastanjeboomgaard “Chataigneraie”, vol eiken en beuken. Het is een prachtige laan, die ons langs enkele oudere huizen voert naar de Kapel van Wixhou, aan de rand van het bos. We bestuderen de twee wapens boven de kapeldeur, waarvan één wapenschild versierd is met vier St.Jacobs schelpen. De kapel is neo-byzantijns en niet zo oud, uit 1850. We lopen door het bos naar de vijvers van La Jullienne. Het is een mooi oud bos. Vanaf de vijver lopen we stroomopwaarts door de Val de La Jullienne. We volgen het riviertje en lopen door het zonovergoten lover. Het spel van licht en schaduw bij mooi weer in het bos is altijd een belevenis. We raken vermoeid en dorstig. We pauzeren op een bankje bij een beekje. We eten een grapefruit, wassen onze handen, waarbij An nog een onverwachte ontmoeting heeft met een “als kikker vermomde schone prins” en lopen na de korte stop door de weide verder. We moeten goed opletten. Het Jacobspad volgt gedeeltelijk de Grande Randonnée 5 (Pieterburen – Middellandse Zee) en de Grande Randonnée 57 (Ourthe), maar deze routes mijden de industriestad van weleer, Luik.

We lopen voor het Plateau Les Houlpays, langs weiden, over akkers, langs houtwallen en door loofbos, richting Luik. We zien de Maas glinsteren en het Albertkanaal daarin uitmonden. We bereiken Jupille, een voorstad van Luik. We lopen door naar het centrum, langs vijf niet meer bewoonde flats van meer dan twintig verdiepingen hoog, die op de nominatie staan gesloopt te worden.  Rechts voor ons staan nog bewoonde, verwaarloosde flats. Het is armoe troef. Oudere mensen zitten buiten op straat in de schaduw en drinken bier. Overal ligt afval. De straat is bezaaid met rotzooi, glas, blik, bouw- en sloopafval en oude autowrakken. Eén grote misère, die aanhoudt tot in het centrum. Langs de kaden van de Maas knapt het iets op. Het is prachtig, lopend langs het water, onder de majestueuze platanen, met uitzicht op de rivier.                                                                                                 We lopen op onze wenkbrauwen. An’s rug en onze benen doen zeer. We zien links Hôtel Passerelle, waar we doodmoe een kamer boeken voor veel te veel geld, in een wijk bewoond door studenten en Arabieren. We laten ons uitgeput vallen op het bed. Nadat we een beetje zijn uitgerust nemen we een douche en gaan we op jacht naar geld, bier en eten (in die volgorde).                                                                                                                                     We belanden te midden van één groot feest, de laatste van drie dagen, iets met Heilige Maria op 15, 16 en 17 augustus. Geld is niet te krijgen, bier is er vol op en eten kun je overal, maar daarvoor moet je wel euro’s hebben, die nagenoeg op zijn. Na enkele biertjes vluchten we, op zoek naar geld, naar de overkant van de rivier. De queeste duurt lang, maar uiteindelijk lukt het en laten we ons vallen op het eerste de beste, fatsoenlijke terras en eten en drinken. Onderweg pikken we nog een deel van het slotvuurwerk boven de Maas mee. An is zo moe en heeft zoveel pijn, dat we voor het eind zelfs al in bed liggen.

17 augustus 2009                                                                                                                                Liège – Esneux

Ontbijten doen we niet in het hotel, € 12,– p.p. vinden we afzetterij. We eten onderweg voor de prijs van slechts € 3,90 p.p. De koffie is er heerlijk. We zijn vlak bij de St.Jacobskerk, die we uitgebreid bezichtigen. We ontvangen een stempel, onze eerste stempel in België. Het is een bijzondere kerk, mooi plafond, fraaie entree en met het St. Jacobs relikwie. We lopen langs de oever van de Maas en de Ourthe Luik uit, naar Angleur. Vóór Angleur steken we een oude stalen ophaalbrug over, voor een kanaal dat in ongebruik is geraakt.

Het kanaal volgen we ongeveer één kilometer. In Angleur duiken we direct het bos in, het St.Jacobsbos, het voormalige domein van de St.Jacobsabdij in Luik. We stijgen direct en hebben fraai uitzicht op de vervallen industriewijken van Luik. Luik is een vuile, verwaarloosde stad, in bezit genomen door Arabieren en Afrikanen en staat symbool voor het verval van Wallonië en de onmacht van de Walloniër zelf om zich aan deze ellende te ontworstelen.  Ze blijven hangen in hun verleden, het industriële tijdperk en hun vermeende superioriteit, de ontkenning van het Vlaams en de Vlaamse cultuur. We wandelen door het bos, een loofbos met manshoge varens en bloeiende planten, langs de Université de Liège, prachtig verscholen in het loof, langs een statig, nauwelijks gebruikt zeer exclusief golfterrein. Van Nomont naar Rossiére lopen we over een kam, waar we met onze stramme beenspieren goed moeten opletten, langs de Ourthe, ver beneden ons. Zo nu en dan hebben we prachtig uitzicht op de rivier, de glooiiende groene hellingen met boerderijen, bossages en houtwallen. Er heerst een gewelddadige zonovergoten rust; het is prachtig weer. Nadat we afgedaald zijn door de bossen, lopen we langs de rivier stroomopwaarts naar Esneux. Het pad slingert, omzoomd door hinderlijke brandnetels, reuze balsemien die ver boven onze hoofden uitreikt en geitenbaard, die zelfs een tunnel vormt waardoor we heen moeten lopen. Met stijve spieren en kurkdroge monden bereiken we Esneux. We zijn er om 16:30. De trein vertrekt om 17:19. Op het terras bij het station lessen we onze dorst. We stappen in Luik Guillemines uit en vinden onze auto vóór het station, op een illegaal parkeerterrein, onbeschadigd terug. We rijden via de Supermarché terug Vogenée, waar we kamperen. Het is een koude, onbewolkte nacht. De temperatuur is 8°C. De tent is van binnen en buiten nat.  Morgen is het een rustdag.

Esneux – Andenne