Esneux – Andenne

19 augutus 2009                                                                                                                            Esneux – Saint Séverin

We zijn vroeg op. Na een douche en een vlug ontbijt, een boterham uit het vuistje met koffie en thee, rijden we naar Saint Séverin, op zoek naar een plaats om te overnachten. In Saint Séverin is niets, het Syndicat d’Initiative in Nandrin, een nabij gelegen dorp, is bij gebrek aan belangstelling opgeheven en kan ons dus ook niet verder helpen. Een grote, zwaarlijvige Belg evenmin, ook al belt hij stad en land af. Dat wordt improviseren. Met de bus? We aarzelen zo lang en rijden ook nog eens verkeerd, dat de bus naar Luik net weg is. De volgende komt om 12:42. We besluiten alvast Saint Séverin en haar fameuze, tot ver over de landsgrenzen bekende kerkje te verkennen. De kerk is schitterend. Er ligt een gastenboek, waarin we lezen dat wij niet alleen op pad zijn. Eén dag voor ons hebben twee Hollanders, op weg naar Santiago de Compostela zoals ze zelf schrijven, het kerkje bezocht en overnacht! Ze bedanken daarvoor hartelijk! Plots valt ons oog op een aanplakbiljet met de mededeling dat pelgrims voor € 5,– p.p.p.n. kunnen overnachten. We reppen naar de pastorie, waar een jongeman ons de logies, een grote zaal met verteerde matrassen, gore dekens, een eetzaal met tafels en stoelen en een vieze keuken, toont. Hij brengt ons naar Madame Marie-Jo, die in de aangrenzende, oude herenboerderij met poort woont, waar we niet kunnen overnachten maar wel kunnen eten, avondeten om 7 uur en ontbijt om 8 uur. Opgelucht, we waren al wanhopig, rijden we naar Esneux, het beginpunt van de etappe.

We lopen het Bois d’Esneux in. De temperatuur loopt tegen de 30°C, maar in het bos is het nog koel en zo nu en dan steekt er een verkoelend windje op. Het is een volwassen, gemengd bos met hele oude eiken en beuken, afgewisseld met sparren en dennen. De onderbegroeiing bestaat uit metershoge adelaarsvaren, afgewisseld met mannetjesvarens, die echter niet zo hoog rijken. Het wandelt heerlijk. Bij Petit-Berleur verlaten we het bos en lopen we langs akkers, houtwallen en weiden. Tijdens een korte pauzezien we een hert verschijnen uit het bos en grazen in het groene gras.
Als we langs het kasteel van Le Sotrez en de kapel van St. Briggitta (de patrones van het vee) lopen, raken we als echte pelgrims verstrekt in het web van de onbarmhartige zon . De temperatuur stijgt tot ruim boven de 30°C. Nergens een kroeg, een terras of uitspanning, waar we wat kunnen drinken.  We lopen stug door, steken de N63 over en stevenen, daarbij een afslag over het hoofd ziend, recht af op Saint-Séverin.
De pastorie staat zoals beloofd inderdaad open, we maken kwartier, 2 matrassen en 2 paardendekens, maar geen lakens, die even later overigens wel gebracht worden. We nemen een douche in een krakkemikkige, smerige cabine en maken ons op voor het avondeten. Voor en na het eten zitten we aan de vijver. Buiten is het aangenaam, alleen de muskieten zitten ons dwars. We eten bij Madame Marie-Jo in het herenhuis van de boerderij. Ze is weduwe en heeft haar twee kleinkinderen en een een vriendin, een echte rechtse, frans georiënteerde Walloniër, te logeren. Het eten is goed, soep, zelf gebakken brood, sla met tomaten, eieren en garnalen (kolfje naar het bekkie van An, maar niet heus!) en pruimentaart toe.

20 augustus 2009                                                                                                                              Saint Séverin – Huy

Ondanks de warmte heb ik goed geslapen, An wat minder. We ontbijten om 8 uur bij Madame Marie-Jo, een karig ontbijt. We rekenen af, € 25,– voor avondeten plus ontbijt en € 10,–  voor de overnachting.                                                                                                          Het is al warm! De zon schijnt onbarmhartig op onze hoofden. Het water dat we mee hebben is niet eens lauw, maar warm! We lopen op de hoogvlakte van Condroz. Er is nauwelijks schaduw. Een saaie etappe, over overwegend asfalt, door ingeslapen dorpjes. Vandaag geen natuur maar enkele cultuur-historisch interessante plekken, waarvoor door de verstikkende warmte nauwelijks nog belangstelling bestaat.  An raakt langzaam bevangen van de hitte. Cultuur-historisch interessante plekken zijn het kasteel van La Motte en de kerk van het oude Dominicaanse klooster. We doorkruisen een woud van hoogspanningsmasten, die allemaal hun oorsprong vinden bij een transformatorstation van de dichtbij zijnde kerncentrale. We hebben het zwaar, mijn benen doen pijn. Ik raak geïrriteerd en ben opvliegend. We stappen driftig door op zoek naar Huy. We zien de stomende koeltoren van de kerncentrale, toch angstig. We vallen Huy in via de beroemde muur, de scherprechter in de ronde van Vlaanderen, meestal gewonnen door een klimmer op de macht, die bij een echte berg blij is dat hij mee kan komen in de bus. We sjokken naar het Gare du Nord. Het geluk is met ons, de trein naar Luik vertrekt over 10 minuten.

In Luik moeten we overstappen (20 minuten). Om half 5 staan we in Esneuxen lessen onze dorst met bier en sprite. Op onze camping in Vogenée regent het pijpenstelen. We spelen nog één spelletje rummycup en gaan moe, maar voldaan naar bed.

22 augustus 2009                                                                                                                               Huy – Andenne

We rijden op de stille snelweg van Charleroi naar Andenne, waar we onze auto parkeren bij het station. We kopen 2 enkele reizen naar Huy. De trein vertrekt binnen 10 minuten op spoor 2, om 09:38. In Huy drinken we koffie op het grote plein, met één van de vier wonderen van Huy, de fontein; de anderen zijn de 12e eeuwse brug, de burcht en de 15e eeuwse rozet van de Kappitelkerk De Notre Dame.  We zijn getuige van de eerste, van uiteindelijk drie bruiloften die dag.
We lopen door Huy, over de Place de St. Jacques, grenzend aan Rue de L’Hopital, met het gemetselde embleem van het pad naar Santiago de Compostela.

Na de spoorbaan gaan we direct omhoog, naar de achterkant van Huy. Boven lopen we over asfalt en verharde weg, door bosjes, langs akkers en weiden. We zijn een uur te vroeg om de Eneco-tour voorbij te zien komen. Al wandelend kijken we naar de fraaie verbouwde woningen. Het landschap is afwisselend en boeiend. We passeren twee opmerkelijke, vernuftige slagbomen. In het bos Melart lopen langs de beek Le Ru de Solières. Het is koel en stil in het bos, we horen alleen het ritselen en ruisen van de bladeren. Op een doorwaadbare plaats steken we de brug over en lopen het gehucht La Grange binnen, langs “Het Leen van Solières of boerderij van het Manoir”. We lopen de provincie Liège uit en Andenne in. Het pad golft heen en weer en we beklimmen de Col de la Flismes, 171 meter. We buigen af in de richting van het dal van de Maas. We lopen langs de muur van het Kasteel van Rieudotte, nadat we bij de oude boerderij van Le Chenu, een vervallen, leegstaand logement, naar beneden zijn gelopen langs twee rijen populieren, vol heksentakken, die hun blad verloren hebben. Plots zien we de Maas, omzoomd door oude kademuren, met daaraan moderne eigentijdse industrieën. We lopen de Maas stroomopwaarts, buigen af Andenne in, lopen langs een kasteel bevolkt door kabouters naar de Collégiale Ste Begge, waar binnen Patrick en Emilia in de echt worden verbonden, terwijl een zangeres “Oh happy day” ten gehore brengt.                                                         Binnen hangt een fenomenaal schilderij, “De dood van de onnozele kinderen” van Luis Finsson uit 1779. Het mag niet gefotografeerd worden. Buiten aan de westzijde staat een mooi monument voor hen die vielen in de vele oorlogen, die de afgelopen eeuwen onze lage landen geteisterd hebben.

 Andenne – Bois-de-Villers