Yogyakarta

8 oktober 2012                                                                                                                                   Jakarta – Yogyakarta

Onze levens liggen te ver uit elkaar, stilaan uit elkaar gegroeid. De scheiding, 2 huizen, een situatie die ik verafschuwde. Twee jaar na de officiële scheiding bleek ze volledig verkankerd. In minder dan 2 maanden was ze dood, winter 2002. Jeroen zat op het Bahûrim, Karin op het Anker. Ik werkte 5 dagen in de week. Een zware, verantwoordelijke baan. De eerste jaren gingen, maar langzaam begon het contact ongemerkt minder te worden. Puberteit. Jeroen verruilde het Bahûrim voor ’t Maerlant. Karin ging naar het Jacob van Liesvelt. De drugs kwamen en met de hakken over de sloot slaagde Jeroen. Karin had met school geen moeite. Ze gingen op kamers, in Eindhoven en Utrecht. Karin had de verkeerde studie gekozen. Ze besloot naar Miami te gaan, ESF, Engels leren. Jeroen raakte verloren in de drugs en de financiering daarvan. Hij overtrad alle grenzen. Vermoedelijk had hij ook sex voor geld. Jeroen kickte af in Groningen. We zochten Jeroen regelmatig op in Groningen, 6 uur heen en weer met de auto, en Karin in Miami, 8 uur vliegen. Het contact bracht mij niet wat ik verwacht had toen ze nog klein waren. Mijn beeld van de kinderen was in duigen gevallen. Karin maakt een succesvolle herstart in Rotterdam, Jeroen herpakt zich langzaam. Hij heeft niet het geduld voor een studie. Nu hij werkt komt er rust over hem. Karin gaat stage lopen in London.We zoeken haar op. De kerkdienst met haar op zondag in Soho, was een achteraf onbegrepen verrassing. Nu studeert ze in Jakarta. Een half jaar. We zijn op bezoek bij haar. We vliegen 15 uur heen en 18 uur terug. 3 Dagen hebben we met haar door Jakarta getrokken. Merdekaplein (Monas), Universiteitsterrein, University Indonesia en Kota. Met de trein keerden we de 3e dag, vanuit Kota, terug naar de binnenstad. Wij stappen op Gongandan uit. Ze moet nog een half uurtje. We blijven staan op het perron, om te zwaaien. We kijken tegen een geel vestje, met daarboven haar haar in een staart. Ze draait zich niet om. Ik slik, draai om en loop terug naar het hotel. In Miami liep ze ook zo de Starbucks uit, met haar vriendin en haar voogden, de zwoele nacht in. De andere dag vlogen we naar New York City.

Om 6 uur staan we op. Ontbijten doen we op station Gambir. In ons hotel is dat niet vóór 8 uur mogelijk. De trein vertrekt om 08:45. We reizen executive. Comfortabel. Om 12 uur wordt de lunch geserveerd. Lekkere noodlesoep met gebakken ei. De trein slingert traag door het landschap. Ik lees, luister muziek, dommel weg en mijmer. Ik graaf in mijn geheugen. Tevergeefs. Blijkbaar heb ik veel verdrongen. Slechts van onbelangrijke voorvallen heb ik nog sterke herinneringen. Het lukt niet om te achterhalen waar wij, Jeroen, Karin en ik, het contact, waarbij je elkaar volledig vertrouwt, geen geheimen voor elkaar hebt, hebben verloren. De afgelopen dagen bekruipt mij het gevoel dat ons bezoek, niet brengt wat ze ervan had gehoopt. Ik krijg meelij, maar verdring rationalisatie, dat gevoel, direct. Het traject door de bergen, midden Java, is prachtig. Mooie natuur.

Kwart voor 5 komen we aan. Via Tourist Office boeken we een kamer met bad, airco en terras aan een zwembad in het Duta Hotel en nemen een verkwikkende duik. Opnieuw dwalen mijn gedachten af naar Karin. Ze heeft niet gevraagd naar Jeroen, Michelle, Dionne of Velicia. We eten bij ViaVia. Heerlijk, eenvoudig, maar goed verzorgd. De Javaanse koffie lijkt op Griekse koffie, maar dan in een longdrinkglas en is heerlijk. Na het eten lopen we nog een rondje. We kopen bier, dat we schrijvend en lezend opdrinken, in de luie stoelen buiten voor onze kamer. Morgen gaan we Yogya verkennen. Ik laat weinig gelegen liggen aan wat andere mensen denken. Ik heb een grondige hekel aan uiterlijk vertoon, laat staan je beter voordoen dan je in werkelijkheid bent. Ik heb mij nooit laten meeslepen in carnavaleske uitjes, zelfs niet in het weekend. Ik ben zelden uitgelaten. Alleen als Feyenoord wint, en dan nog ga ik nooit naar de Coolsingel. An schrijft ook haar verhaal op Facebook. Het licht is gedempt. Ik hoor het schelle geluid van de TV op één van de andere kamers, met af en toe gegiechel van 2 jonge meiden. Over mij daalt in de tropische nacht een vredige rust. Ik berg de pen op. Wordt vervolgd, morgen.

9 oktober 2012                                                                                                                               Yogyakarta

De zon schijnt onbarmhartig vandaag. Geen regen, geen afkoeling. ’s Middags gaan we naarstig op zoek naar bier. ’s Ochtends bekijken we het Waterpaleis, een ommuurd lusthof van de Koninklijke familie, met een beeldschone toegangspoort. Het paleis heeft 3 baden, 2 voor vrouwen en 1 voor mannen. De baden zijn verbonden door galerijen en gangen. Aan
de korte kant van één van de  baden voor de dames staat een toren met 2 verdiepingen en een puntdak. Van bovenaf kon de sultan zijn haremdames bespieden en zijn favoriete concubine voor die dag uitzoeken.  Vanuit zijn toren kon hij via de trap het bad in schreiden. De baden nodigen uit voor een duik, maar dat is niet toe gestaan. Het blijft bij fantaseren.

De wijk rondom het paleis ademt de sfeer van een koloniale tijd; lage huizen, bewoond door de meer gefortuneerde Javanen, met 1 of 2 verdiepingen, omzoomd met een tuin. Uit één huis klinkt muziek. Tegen het hek staan fietsen, op de oprit auto’s. Binnen zitten en staan oudere mensen, die zingen, praten en instrumenten bespelen. Voor hen, op een lage tafel, staan theeglazen en mierzoete versnaperingen. We worden binnen uitgenodigd. We krijgen thee en hapjes  aangeboden. We blijven wat hangen en  genieten van de mensen. Ze zijn vrolijk, gastvrij en maken ongedwongen muziek met elkaar. We slenteren rond en komen te laat bij het paleis van de Sultan. Gesloten! Tot 2 uur ’s middags open. Morgen ook dicht. De gouverneur van Yogyakarta wordt ingevlogen. In een flits rijdt hij voorbij. Raam open, nochalant zwaaiend. Bij het paleis staan in grote haast opgetrommelde kinderen in rood-witte schooluniformen, met Indonesische vlaggetjes te zwaaien. Als de president met gevolg voorbij is, hervat het verkeer.

Terwijl uit de dockingstation swingende jazz klinkt, beginnen de molla’s in de vele omringende musholla’s hun Koran teksten via de luidsprekers over Yogya uit te strooien. Ongeacht ras of geloof, je ontkomt er niet aan. Geloof is niet meer iets persoonlijks in door de Islam gedomineerde landen. Het wordt je opgedrongen. Niet alleen op zondag, maar 7 dagen per week, 365 dagen per jaar.

Zelf liet ik ook in gesprekken met mijn ouders weinig los, over waar ik mee bezig was, waar mijn belangstelling naar uitging, met wie ik omging, wat ik deed. Ik kuisde mijn verhalen. Koos mijn woorden zorgvuldig en vermeed lastige onderwerpen. De reden was enerzijds de angst dat het werd veroordeeld, afgewezen, gebagataliseerd. Gevolg was dat je je ouders niet in vertrouwen nam. In hun nabijheid pastte je je aan. Er hing dan ook voortdurend spanning. Je was niet jezelf. Natuurlijk moet je op weg naar volwassenheid je eigen keuzes maken; je moet je losweken van je ouders. Je moet een zelfstandig denkend en handelend individu worden. Je hebt recht op je eigen dromen. Desondanks is het fijn om te delen, zonder daarmee, in welk opzicht dan ook, geconfronteerd te worden. Mij is het nooit gelukt. Ik heb dat als een gemis gevoeld. Anderzijds ben ik bang dat de ander daar in niet geïnteresseerd is. Vrij om je eigen keuzes te maken. Je seksuele voorkeur, je beroep, je vrienden, noem maar op. Vrij om je eigen leven in te richten. Zelf je geloof te kiezen.

Terwijl de molla’s uitsterven en de gekko’s van zich laten horen, concludeer ik dat in Indonesië, en ander door de Islam gedomineerde landen de mens die vrijheid niet altijd voelt. Het geloof is onontkoombaar. Je maatschappelijke status, je welvaart, wordt hierdoor bepaald. De bevolking zit in de wurgende houtgreep. Daaraan valt niet te ontkomen. Diep van binnen wil elk mens, zonder de verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag te verliezen, vrij zijn. De mens wil zijn eigen keuzes maken. Dat kan alleen als je  daarvoor de ruimte krijgt. Doorgaans moet de ruimte bevochten worden. Een proces van alle tijden en dat, als het zich eenmaal inzet, niet meer valt te stoppen. Jeroen en Karin, maar ook Michelle en Dionne, maken zich los van ons. Ze gaan op zoek naar hun vrijheid.

10 oktober 2012                                                                                                                         Yogyakarta

Klokslag 6 uur staan we voor de poort van de Borobudur.  De zon is net op. Het is stil op het indrukwekkende bouwwerk. Geen kreten zoals Hey Mister, where you from. Picture. We kunnen fotó’s maken zonder mensen daarop. We klimmen in één ruk naar de Stupa, boven op het tempelcomplex, een spiritualistische klim naar verlichting. Slingerend lopen we naar beneden, bestuderen de mudra’s, de houding van het handen, van de Boeddah’s en vergapen ons aan de afbeeldingen.

Na dik 2 uur verplaatsen we ons naar het Hindoecomplex Prambanan. De overeenkomst tussen Borobudur en Prambanan is dat beiden in dezelfde eeuw gereed gekomen zijn, in verval zijn geraakt, met stof bedekt en overwoekerd zijn geraakt en eeuwen later door de Nederlanders zijn blootgelegd. Beide staan op de Unesco Werelderfgoedlijst en zijn getroffen door tegenslag. Prambanan liep in 2006 door een aardbeving ernstige schade op. Het herstel is inmiddels zo ver dat de meeste tempels bezocht kunnen worden.

Zoals altijd wordt de excursie afgesloten met een ongewild bezoek aan een batikfabriekje; duidelijk is wel dat de gids provisie krijgt.

Na een heerlijke lunch bij buurman ViaVia, nemen we terug in ons hotel een verfrissende duik in het zwembad en een doen een tukkie op de kamer. Per slot van rekening is het vakantie. We nemen opnieuw een duik, lezen, schrijven en drinken een “happy hour” biertje en een Mocktail.

11 oktober 2012                                                                                                                              Yogyakarta

Een heerlijk rustig dagje in Yogya. Vandaag is het paleis van de Sultan open en wij zijn op tijd. We worden rondgeleid door een “boerenkinkel”, zoals hij zichzelf noemt.  Met de nodige kwinkslagen, grappen en grollen loodst hij ons langs de Bangsal Kencana, de Gouden Troonzaal, en de relikwiën van de voorlaatste Sultan Hankie.

Na het paleis gaan we naar Benteng Vredeburg, een fort van de VOC uit 1765. Het vierkante bouwwerk met bastions op de hoeken is gerestaureerd volgens het originele ontwerp. In het fort is nu een museum, dat de jongste geschiedenis van Indonesië beschrijft. Het museum wordt druk bezocht door scholieren uit Yogya.

Gisteren is een nieuwe Sultan als Gouverneur geïnstalleerd, een broer van Hankie. De President was tegen omdat de Sultan niet democratisch gekozen was. Maar vanwege de populariteit van de Sultan onder het volk, heeft de President hem uiteindelijk toch aangewezen zonder stemming (NRC 12-10-2012).

Het slotakkoord is de overdekte batikmarkt voor de inwoners van Yogya, Pasar Beringharjo. Een grote hal met honderden winkeltjes, volgepropt met batikkleding. De kopers schuifelen door de smalle gangen. Je moet er niet aan denken dat hier brand uitbreekt. Buiten, rondom de hal, bevinden zich talloze eetgelegenheden. Smaakvolle gerechten staren ons op vrolijk gedekte tafels aan. We krijgen trek, maar we weerstaan de verleiding en kiezen voor een veilige lunch bij ViaVia. Met de riksja gaan we terug naar het hotel. We lopen tot 2 keer toe door, als we naar de prijs van de rit vragen. Pas de derde keer, bij een bedrag van 20.000 RP,  ca. € 2,–, gaan we akkoord. Ik ben wantrouwend, bang dat je er aan vast zit. Maar waaraan en waarom? Ook aarzel ik om de weg te vragen. Wordt je goed geholpen, wat is de tegenprestatie? Schijterigheid, tegelijk met zuinigheid, bang teveel uit te geven. Ik verlies daarbij de verhoudingen uit het oog. Kleinburgerlijk gedrag.

Na de lunch duiken we het zwembad in. Morgen gaan we met de bus naar Malang. We vertrekken om ca. 8 uur en de reis duurt zo’n 7 uur. We zijn benieuwd.

Malang – Batu