Vang Vien

3 februari 2017

We staan op ons gemak op. Om 12 uur moeten we van de kamer zijn. We vertrekken volgens schema om half 2. Na het ontbijt rommelen we nog wat op onze kamer, totdat we de sleutel moeten inleveren. Helemaal gerust op de busreis zijn we niet. Het wordt er niet beter op als we naar de opstapplaats moeten lopen. We stappen in een kleine bus, de bagage gaat bovenop. De reis verloopt voorspoedig. De start is aarzelend, 3 stops in het begin, één om iets af te geven en één om een knalpot op te halen en nog een tankbeurt. Eén pitstop, 1000 KIP om te plassen, 10.000 KIP voor een cornetto.

We worden in het centrum afgezet, nog geen 100 meter van ons Guesthouse Soutjai. We nemen onze intrek in een kleine, schone, net opgepimpte kamer en badkamer en gaan iets eten en drinken. Het landschap is veranderd. We zitten tussen de heuvels, lage bergen. De hellingen zijn bebost. Laos is, vind ik, gestructureerder dan Cambodja en zelfs Vietnam. Vietnam is in mijn ogen het verst ontwikkeld, bijna kapitalistisch. Laos is schoner dan Cambodja en Vietnam, alhoewel het nog steeds rommelig is. Er is weinig industrie. De mensen zijn aangewezen op straathandel, dienstverlening (TukTuk, bewaker, oppasser, etc.). De Laotiaan is vriendelijk, maar dat zijn de Cambodjanen en de Vietnamezen ook. Eten neemt in alle 3 landen een centrale plek in. Sociaal.

4 februari 2017 

We hebben een kamer zonder ontbijt. Ontbijten in Vang Vien kan op elk moment van de dag. Haast is niet nodig. Op ons gemak staan we op, douchen, kleden ons aan en gaan om de hoek, in de hoofdstraat, ontbijten. We maken een vaag plan voor de komende dagen. We boeken een excursie voor morgen en huren fietsen voor vandaag.

Op de fiets gaan we naar de Jang Cave. Na de nodige financiële formaliteiten lopen we de steile trap op naar de grot. De grot is verlicht. Er zijn weinig mensen, we hebben de grot nagenoeg voor onszelf. Je kan twee kanten op, één komt uit op een opening in de berg, ver boven het maaiveld met mooi uitzicht op de vallei. De andere kant loopt dood in het donker. Beneden lopen we rond langs de voet van de berg, met kleine grotten, Boeddha’s en de heldere, schone rivier.

Tussen de middag snacken en bieren we in Vang Vieng. Op de fiets gaan we daarna naar Pha Ngeun. Hijgend komen we aan, over venijnige heuveltjes en vals plat. Soms moeten we zelfs met de fiets aan de hand lopen. We moeten 650 meter omhoog. We starten enthousiast. Gelukkig heeft An nog steeds last van de verrekte spier en kunnen we na 200 meter de moed opgeven. Pfff. De zonsonderang bekijken we vanaf een dijkje in het open veld. Ook heel romantisch.

’s Avonds eten en drinken we in het stadje. Het uitgaansleven is nog volop aan de gang als wij ons bed induiken. Even meen ik nog de kleine monnik te zien, die we vanmorgen, boven bij de grot, zagen. Een aardige vent. Hij sprak gebrekkig Engels, is 22 jaar oud (lijkt 30) en is monnik geworden om te kunnen studeren.

5 februari 2017

De stenen zijn glibberig. Je moet goed opletten waar je, bijgelicht door je koplampje, je voeten zet en ook dat je je hoofd niet stoot. De lichtbundels van de lampjes dansen op de druipsteenformaties. Het is warm. Mijn t-shirt is drijfnat. We komen steeds dieper de grot in, totdat de gids halt houdt. Enkele mensen staan voorover gebogen op de wand te staren naar een forse spin, van zeker 10 cm. Niet ongevaarlijk, hij kan bijten. Merkwaardig hoor, zo diep in de grot een spin met pigment!

Twee grotten bezoeken we vóór de lunch. Voor de tweede moeten we eerst omhoog lopen om vervolgens met een ladder in de grot af te dalen. Ondertussen garen de hulpjes van de gids het vlees op de provisorische barbecue. Als we aan de lange tafel zitten delen de begeleiders dichtgevouwen bananenbladeren uit met daarin lauwwarme rijst, een broodje en 3 stokjes met vlees, ui, tomaat en courgette.

Het smaakt voortreffelijk. Ter bevordering van de spijsvertering lopen we naar de derde en laatste grot voor vandaag, waar we uit de kleren moeten en de ‘tube’ in. Gelegen op autobanden trekken we ons stroomopwaarts aan touwen een onderaardse rivier in. Op onze hoofden de koplampen. Als de touwen ophouden, laten we ons terugdrijven naar de uitgang. Een hele belevenis. Als ik in het water sta voel ik de visjes eten aan het eelt van mijn voeten (zoals je ook in de stad ziet bij massagesalons). Een gek gevoel hoor, sabbelende vissen. Na het ‘tuben’ lopen we in een half uur naar de rivier, waar de truck staat die ons naar de plek brengt vanwaar we afvaren. We lopen langs een kanaal, aangelegd om het land te irrigeren en de visvijvers te vullen. Onze gids leidt ons over de erven van boerenfamilies, die behoren tot een stam die gevlucht is uit het zuiden van China en zich hier heeft gevestigd. Ze spreken hun eigen taal. In het kanaal doen ze de was en wassen zichzelf. Het water is zo helder als kristal.

In de eerste de beste stroomversnelling zitten we vast. De bodem van de kano schuurt over de stenen. De stuurman wordt met ontslag bedreigd. Een begeleider trekt ons los. Het overkomt ons nog 2 keer, totdat ik de slag te pakken heb. Toch lopen we nog muurvast op een flinke rots onder water. Opnieuw hebben we hulp nodig. We passeren ‘tubende’ jongeren, rijkelijk voorzien van drank. Ze liggen in de band en maken voortdurend selfies. Even overwegen we ook morgen te gaan ‘tuben’, maar je ligt zeker 3 tot 4 uur in heet water en we vermoeden toch wel dat na 1 of 2 uur de lol er wel vanaf is, en dan liggen de bars met opzwepende muziek, die over het water schalt, al weer ver achter je.

We besluiten dat we hier te oud voor zijn, als we op het terras aan het water nog nagenieten van de dag met bier en springrolls, en we de jongeren bibberend uit de ‘tube’ zien komen. Bij mr. Sunti boeken we voor morgen de bus naar Luang Prabang. ’s Avonds eten we in ons Guesthouse, hotpot. De bouillon smaakt heerlijk. Koffie en cake toe.

Luang Prabang – Pakbeng – Houay Xai