Hanoi

Schiphol – Moskou                                                                                                                      26 december 2016 

Ik heb slecht geslapen, ben verkouden en heb een droge keel. An is zelfs naar de bank in de woonkamer gevlucht vannacht. Gisteren hebben we alles al ingepakt. Vandaag alleen nog douchen, ontbijten en het afval weggooien. We gaan onze grenzen verleggen, dit keer in Zuid-Oost Azië. Alleen de bus is op tijd vandaag. De Intercity Direct van 10.10 valt uit door kapotte deuren. De trein van 10.40 staat onderweg stil. Het vliegtuig naar Moskou, we vliegen skypartner Aeroflot, is 3 kwartier te laat. In Moskou moeten we overstappen. We moeten ons haasten. Inchecken om half 8, lokale tijd. Het vliegtuig er trekt om 10 over 8. De bus, die ons van het vliegtuig ophaalt, zet ons om half 8 af. Eerst moeten we door de douane en langs de security en dan naar Gate 25, aan de andere kant van de luchthaven. Bezweet komen we aan, het inchecken is al begonnen. Het vliegtuig vult zich. Om kwart over 8 is iedereen binnen. En dan begint het wachten. Van tijd tot tijd meldt de gezagvoerder zich om te melden dat we nog 10, 15 minuten geduld moeten hebben. Bijna 1½ uur later stijgen we op. We laten het koude en besneeuwde Moskou achter ons.

Op Schiphol scheen de zon en was de temperatuur 10°C, in Moskou stond een sneeuwstorm bij een temperatuur van 0°C.

27 december 2016

Met een forse vertraging landen we in Hanoi. Wij zijn er, maar mijn  rugzak niet. Na de nodige formaliteiten te hebben verricht gaan we met bus 86 naar de stad. Als we uitstappen moeten we nog zo’n 500 meter lopen. We checken in bij het Green Diamond Hotel, kamer 302 op  de 3e verdieping, geen liften uitzicht op een binnenplaats.

Na een verkwikkende douche lopen we de stad in. Het is druk op straat. Ontelbaar veel scooters, taxi’s, auto’s en busjes. Rechts heeft voorrang, maar alles rijdt door elkaar. Veel transport met tweewielers. De straten in de oude wijk zijn smal. Op de stoep drijft men handel. De scooters staan pontificaal op de stoep geparkeerd. De voetganger is vogelvrij. Bij elke stalling op de stoep is een bewaker. Alleen met gevaar voor eigen leven kun je oversteken. Het beste is zonder op of om te kijken de straat over te steken. Je komt ogen en oren tekort. Het is overweldigend.

Verdwaasd, door de jetlag, lopen we rond. We drinken een vaag drankje op de 2e verdieping van het City View Café met uitzicht op het plein, waarop 3 straten, waaronder de Hang Dao, uitkomen. Het verkeer staat muurvast. Op het plein, boven op de fontein, laat Heineken een countdown podium bouwen.

We lopen rond het Ho Hoàn Kiem Lake en bezoeken het Jade eiland. Een klein bebost eiland met in het midden een tempel, waar bloemen, geld en eten geofferd wordt aan de Goden (Confucius?) en wierook wordt gebrand. Ouderen spelen een spel dat doet denken aan dammen, maar wat Chinees schaken (Xiangqi) blijkt te zijn.

Langs de oevers van het meer wordt geflirt, TV opnamen gemaakt, gejogd en er is zelfs een heuse buiten sportschool, met verroeste halters en toestellen.

We slenteren terug naar ons hotel, kopen een onderbroek en shirt. ’s Avonds eten we bij Don Duck, aanbevolen door TripAdvisor. Voortreffelijk. Tijdens de koffie worden mijn oogleden moe. We keren terug naar het Green Diamond Hotel en gaan vroeg naar bed.

28 december 2016

Om iets over 8 uur liggen we in bed en om 9 uur doe ik het licht uit. We vallen als een blok in slaap. Even na middernacht ben ik klaar wakker. Het is doodstil, binnen en buiten. Alleen de haan kraait af en toe. An wordt ook wakker. Ons ritme is verstoord. Ik werk het dagboek bij, lees Lonely Planet en speel zelfs een paar spelletjes op BIC. De internetverbinding is niet best. Rond half 5 vallen we weer in slaap om om 12 uur ’s middags wakker te worden. Het ontbijt hebben we gemist, dus gaan we de stad in. Als we bij de receptie onze sleutel afgeven krijgen we goed nieuws. De luchthaven heeft gebeld. Mijn rugzak wordt vanmiddag gebracht. Om de hoek drinken we een Vietnamese koffie en eten een club sandwich. Met een volle maag gaan we op stap, op zoek naar de Long Biênbridge.

Een geklonken, stalen brug, ontworpen door de Franse ingenieur Eiffel, die van de toren in Parijs, en blijkbaar ook werkzaam in de koloniën. De brug is stijf verroest, maar nu in onderhoud. Ze vervangen rotte delen, stralen en verven. Op de brug ligt een enkel spoor, dat nog steeds in gebruik is, en aan weerszijden een brug voor langzaam verkeer. Er zijn weinig wandelaars, daarentegen veel fietsers en scooters. Ook hier verstomt het getoeter niet. Onder ons stroomt de Hong rivier. In de rivier ligt een kaal eiland. De rivier wordt omzoomd door brede waarden, die nu in het droge seizoen, de winter, benut worden om gewassen te telen. Aan weerszijden van de rivier is een betonnen hoogwaterkering die, daar waar de kering doorsneden wordt door wegen, kan worden afgesloten. Aan de zuidoever is een 2 km lang mozaïek aangebracht, gemaakt door kunstenaars uit alle landen van de wereld. Langs de randen, aan de voet van de brug onder ons, vinden allerlei activiteiten plaats in de marge, zoals het drogen van plastic en de fabricage van ronde kolen met ca. 20 gaten voor in de vuurpotten, waarop gekookt wordt. Na een kopje groene thee keren we terug naar de stad, lopen een rondje langs het Paleis van de President, de Citadel,  het Militair Museum, groeten Lenin, vergapen ons aan de trucs van de skaters en de badmintonkunsten van jong en oud, om daarna terug te keren naar het Green Diamond Hotel, waar mijn rugzak al wacht op zijn baas. Niets ontbreekt, alleen de paraplu is gesneuveld.

’s Avonds eten we in Bún Bò Nam Bô, op advies van TripAdvisor. De keuze is soep met kip of beef, noodle salad of gestoomde varkensloempia’s. We zitten aan lange schragen op lage krukken. Het is lopende bandwerk. Onze Amerikaanse tafelgenote houdt van heet; ze strooit ijverig met de hete saus en snippert nog een heel pepertje door haar beef noodles. Na het eten drinken we buiten op een terras nog een Vietnamese koffie. Het wordt frisser. We slenteren terug naar ons hotel. An valt al snel in slaap, terwijl ik het dagboek bijwerk en nog een biertje uit de koelkast drink.

29 december 2016

Het tijdsverschil speelt ons nog steeds parten. Ook vannacht liggen we weer enkele uren wakker. Half 9 dwing ik mezelf om op te staan, uiteindelijk moeten we toch in het goede ritme zien te komen. Ik douche, kleed me aan en maak An wakker. Ze sputtert heftig tegen. Om kwart over 9 zitten we aan het ontbijt. De koffie is smerig, gezoet met suiker, dus neem ik maar thee. Het is moeilijk te begrijpen hoe een stad als Hanoi functioneert. Alles is verkrijgbaar. Elk mogelijk beroep zie je straat. Overal wordt gehandeld. Elke vrije m2 wordt benut, vooral voor streetfood. Gezeten op lage krukjes aan kleine tafeltjes, eet de Vietnamees zijn lunch of diner. Straatventers proberen je de duvel en zijn ouwe moer te verkopen. Noem het, zij verkopen het. Ze wonen in smalle, 4-, 5- of soms 6 verdiepingen hoge huizen. Enkele dateren nog uit de Franse tijd, met potsierlijke balkonnetjes. Iedereen probeert op zijn of haar manier geld te verdienen. Armoede zoals in India zie je hier niet, maar veel mensen leven wel aan de rand van het bestaansminimum, dat kan niet anders. De welvaart is onder meer af te lezen van de mobiele telefoon. Hoewel dat beeld ook vertekend kan zijn. Naast mij, gezeten op een terras aan de late middag koffie, worden loten verkocht. Ze gaan grif van de hand. De verkopers moeten een hele administratie bijhouden. De De kopers komen op de scooter en turen eindeloos op de nummers. Hoeveel geluk zouden zij hebben? Vietnamezen maken geen ongelukkige of ontevreden indruk. Ze zijn vriendelijk, glimlachen voortdurend, zijn behulpzaam en voorkomend. Een genot om mee te maken. De meesten spreken geen Engels. Het is een opgeruimd volk, vastberaden en beslist niet haatdragend tegenover de volkeren die hun decennia lang hebben overheerst. Het is een communistisch land,  maar dat valt aan het straatbeeld niet af te zien, alles is aanwezig, alles is te koop.

Vanaf ons hotel lopen we via de St. Joseph’s Cathedral, die gesloten is, naar de Hao Li gevangenis. Deze gevangenis is gesticht door de Fransen en werd gebruikt door de Noord Vietnamezen om Amerikaanse piloten, die gevangen genomen waren nadat hun vliegtuig was neergehaald, vast te houden. De Amerikanen noemden het Hao Hilton. Zij werden goed verzorgd en hadden privileges. De Fransen hielden opstandelingen gevangen. Ze martelden en moorden, zelfs met de guillotine. De omstandigheden waaronder deze gevangenen moesten leven waren mensonterend. Ze zagen nauwelijks daglicht, het eten was bar slecht en veel bewegingsvrijheid hadden ze niet. Een enkeling wist te ontsnappen via het riool. In Hao Lie werd de kiem gelegd voor de (huidige) communistische partij. Hier werden leiders (van de opstand) gemaakt.

Van de gevangenis lopen we naar het Mausoleum van Ho Chi Minh. Een potsierlijk gebouw, gesloten als een oester en bewaakt alsof het kroonjuwelen betreft.

Het Mausoleum grenst aan een park, met daarin het Presidentieel Paleis. In de tuin van het paleis zijn de sobere zomer- en winterverblijven van Ho Chi Minh.

De vrijgezel had genoeg aan een werkkamer, een slaapkamer en een eetkamer. Hij reed rond in door de Russen en het volk geschonken auto’s. Het Mausoleum stemt niet overeen met de sobere levensstijl van hem. ’s Avonds eten we opnieuw in Don Duck. Maar de Duck lijkt door haar eigen succes kopje onder te gaan. Geen enkele bestelling, niet van ons maar ook niet van de anderen, komt goed door.

Cát Bà – Ha long Bay