Don Det

27 januari 2017

We moeten vroeg op, douchen, aankleden, ontbijten en dan is het wachten op de bus. Een half uur later dan aangegeven komt een TukTuk voorrijden, die ons naar een guesthouse brengt, waar meer mensen ‘in afwachting van’ rondhangen. Om half 8 rijdt een tot op de draad versleten Mercedes minibus voor, waar, exclusief de chauffeur, 15 mensen ingepropt worden, inclusief hun bagage. Met opgetrokken knieën, gezeten op een smalle bank, rijden we 5 uur aan één stuk door tot Stoeng Treng, met één plaspauze langs de kant van de weg. In Stoeng Treng worden we met bagage en al de bus uitgebonjourd. Wat nu? Niemand verschaft duidelijkheid. Busjes komen en gaan. Na één uur, waarin we een eenvoudige lunch genieten, komt een busje dat ons naar Don Det zal brengen. Ook deze chauffeur wordt door de duivel op zijn hielen gezeten en rijdt, voortdurend telefonerend, flink door.

Na een uur komen we aan bij de grens en moeten we het busje uit en een kroeg in. Een vlot Engels sprekende intermediair vangt ons op, neemt onze paspoorten in, klopt ons $ 45,– uit onze zak voor stempels en visum en nog eens $ 3,– van mij, omdat ik geen pasfoto heb. Goede handel dus. Onze medereizigers zijn wantrouwend, wij berustend. Bij elke grensovergang gebeurt hetzelfde. Je bent de taal niet machtig, de bureaucratie is optimaal, je bent gewoon machteloos. Na een kwartier komt hij terug met de paspoorten, voorzien van visum en stempels. We stappen in onze 3e minibus vandaag en, zoals iemand opmerkt, de mooiste van allemaal.

We rijden naar Naka Sang, waar we aan het eind van de hoofdstraat, die doodloopt in de Mekong rivier, er weer met bagage en al worden uitgegooid. De chauffeur wijst naar rechts. Daar ligt een drijvende steiger met bootjes. Na de buskaartjes te hebben omgeruild voor bootkaartjes, mogen we in de boot stappen. Voor ons ligt het paradijs. We hebben voor ons doen een dure kamer met zwembad geboekt in Little Eden. Little Eden ligt dichtbij het punt waar we van de boot stappen. We melden ons bij de receptie en worden doorgestuurd naar het restaurant. Een Nederlands sprekende Belg vangt ons op. Onze kamer is dubbel geboekt, maar het goede nieuws is dat hij ons vannacht onderbrengt in een mooie kamer bij de buurman, Johnny’s Guesthouse. Onder het motto ‘gedane zaken nemen geen keer’ sjokken we achter de bell boy aan naar onze kamer. Vast staat dat de Belg hier zelf nooit is geweest! Er is een airco, er staan 2 bedden, de stenen vloer is schoon, maar daarmee heb je het dan ook gehad. Een afknapper. Uit onze rugzakken pakken we onze zwemkleding en gaan op hoge poten terug naar de Belg. Na enig heen en weer gepraat krijgen we ons geld voor de 1e nacht terug, mits we niets tegen zijn vrouw zeggen.

Een waardeloze, teleurstellende start dus. Na het zwemmen genieten we van een schitterende zonsondergang op het terras van Little Eden en eten we vroeg en lekker bij Keah’s Backpackers.

28 januari 2017 

We gaan naar Don Khone, over de Franse brug. Eerst brengen we 5 kg wasgoed weg en huren fietsen. We rijden langs de oostzijde van het eiland naar de brug. Bij één van de vele restaurantjes, Mama Lenah, drinken we koffie. Als je Don Khone op wilt moet je betalen, 35.000 KIP p.p. Er staat een stopbord en een handgeschreven bord met tekst en uitleg. Eigenwijs fiets ik door. Niemand houdt mij tegen. Op naar de Somphamit watervallen. Daar krijg ik het deksel op mijn neus. Ik moet hier alsnog betalen. In de prijs van de waterval is ook de brug inbegrepen. Maar het is het geld dubbel en dwars waard. Hier valt de Mekong in haar volle breedte, tientallen meters omlaag. Het verval geeft schitterende beelden.

Het is niet druk en je kan tot aan het ‘strand’ beneden lopen. Zwemmen wordt vanwege de stroming afgeraden. De oever is stijl en er zijn flink veel draaikolken. Vlak voor het ‘strand’ ligt een restaurant, waar je heerlijk kunt zitten en iets kan drinken. Prima verzorgd. Na de watervallen fietsen we verder om een bootje te huren om naar de dolfijnen te gaan kijken. Onderweg wijst een backpacker ons de richting en vertelt ‘en passant’ dat hij geen dolfijnen heeft gezien, zoals ook in Lonely Planet beschreven wordt. Bemoedigend dus. Piepend en krakend, de remmen samengeknepen, fietsen we de ongeplaveide, met keien bezaaide helling, af naar het strand, waar 3 restaurantjes staan. Onze magen knorren, dus gaan we eerst lunchen met droge witte rijst met ei, noodle soep en 2 mangoshakes. Na de lunch stappen we in de prauw. De schipper vult zijn tank bij met benzine uit een colafles, start de motor, gooit de trossen los en vaart de kleine, natuurlijke haven uit. Behendig stuurt hij de prauw door de breed uitwaaierende stroomversnelling. Dolfijnen of niet, de tocht alleen is al spannend. We zitten op de bodem van de boot, zonder steunen in onze rug. Ga je verzitten dan wiebelt de boot gevaarlijk. In een rustig, dieper gedeelte van de rivier mindert de schipper vaart en uiteindelijk zet hij zelfs de motor uit. We zijn niet de enigen. Er dobberen nog een paar bootjes rond. Ineens wijst de schipper en hij mompelt, voor ons onverstaanbaar, wat. We kijken in de door hem aangeduide richting en zien niets. Plots een vin en een rug, één, twee seconden, om dan weer te verdwijnen. Daarna volgen de waarnemingen elkaar vlot op. Ze verschijnen overal en zelden daar waar je op grond van de laatste waarneming dacht. Het is de Irrawaddy dolfijn, die alleen in de Mekong rivier voorkomt en met uitsterven bedreigd wordt, omdat hij verstrikt raakt in de netten van de vissers en dan niet meer boven kan komen om adem te halen. Ze zijn 2, 3 meter groot. De vin en het bovenste deel van het lichaam komen kort boven water. Je hoort ze snuiven en blazen. Terug stuurt de schipper ons feilloos door de stroomversnelling, stroomopwaarts. En belevenis. Na 1½ uur keren we heelhuids, stijf en met rugpijn, terug op het strand. Met de fiets aan de hand lopen we de helling op.

Boven aangekomen stappen we weer op onze kleine fietsjes. Zadelpijn is onvermijdelijk. De weg is onverhard, vol kuilen en stoffig. Als er een wagen passeert happen we een minuut lang stof. De velden zijn kurkdroog. In het natte seizoen moet het, met al die kleuren groen, hier prachtig zijn. Nu is het door en door droog en grazen er broodmagere koeien. De buffels zoeken het water op. Het zijn goede zwemmers. We zijn blij als we terug zijn. In hotel Little Eden genieten we van onze luxe kamer en van de mooie zonsondergang met een drankje. Wat een romantiek! ’s Avonds eten we bij Street View Restaurant, goed vlees, frites en mayo. De eigenaar is Australisch en na een vakantie op Don Det blijven hangen. We nemen nog een afzakkertje in de bar tegenover ons hotel. Wij moeten onze schoenen uitdoen, terwijl de kippen ongehinderd rondscharrelen.

29 januari 2017 

De 4000 eilanden in de Mekong van Laos, waartoe Don Det behoort, zijn het paradijs. De sfeer is relaxt. In de kroegen en de restaurants hangen de backpackers rond. Het bier is goedkoop, 0,6 liter voor $ 1,–. Overal is spacecake te koop. Veel backpackers zijn stoned. Lang niet allemaal, maar toch ….. Wij relaxen ook, zonder spacecake of zelfs bier, op één gedeelde fles bij het zwembad na in de middag.

’s Avonds gaan we aan de gin tonic, maar stoppen na 2 shots. Na de avondwandeling, voor het slapen gaan, drinken we nog een afzakkertje bij de bar ‘4000 Islands’, tegenover ons hotel. Morgen gaan we door naar Takse, de bus is geboekt. De bus vertrekt om 11 uur en de voorspelde aankomst is 14 uur. Zal mij benieuwen.

Pakse