Ngorongore krater, Arusha – Nairobi

15 juli 2005

De leeuwen zijn bijzonder en een bezoek aan Oost-Afrika alleen al waard. Maar er is zoveel meer en moois te zien. Honderden, soms bont gekleurde vogels, tientallen dieren, zoals aardvarkens, jakhalzen, hyena’s, struisvogels, noem maar op. In de Ngorongoro krater komen al deze dieren voor, met uitzondering van de giraffe. De laatste game-drive. De drivers zijn professionals, ze houden van Tanzania en haar natuur. Ze vertellen vol overtuiging en met liefde over de dieren, de planten en het landschap.

16 juli 2005

Narusha, 3e stad van Tanzania, een vieze, drukke, onooglijke stad, zoals alle Afrikaanse steden tot nu toe. Vuil en stoffig. Slecht onderhouden huizen en winkels. En overal mensen. Afrikanen die staan, hangen, zitten en voor zich uitstaren. Ogenschijnlijk in niets geïnteresseerd, geen belangstelling voor wat dan ook. Ogenschijnlijk? Ik heb de indruk dat de meeste Afrikanen lui zijn en geen zin hebben om zich in te spannen, laat staan te werken. Een indruk die, in de spaarzame gesprekken die je met de locals kunt voeren, wordt bevestigd. Het midden- en kleinbedrijf is in handen van Indiërs, die generaties terug, toen Tanzania nog een kolonie was, hier naar toe gekomen zijn. Na de dekolonisatie zijn, toen er onlusten in Afrikaanse landen uitbraken, veel Indiërs naar hun moederland Engeland getrokken.

17 juli 2005

Een reisdag. We gaan met de bus terug naar Nairobi, naar het Heron Hotel. De laatste kans om onderweg souvenirs te scoren. Overal wordt je aangeklampt door Afrikanen, die hun “handmade” producten aanprijzen. Bij de grens tussen Tanzania en Kenya neemt het zelfs irritante vormen aan. We kunnen nauwelijks onze bus, die we voor de nodige grensformulieren en stempels hebben moeten verlaten, bereiken. Ik merk dat ik me steeds meer ga ergeren aan de verkopers en verkoopsters. Ik raak geïrriteerd, ik ben geïrriteerd, ik ben het zat!

Mombasa