Amsterdam – Jodhpur

1 februari 2010                                                                                                                                    Amsterdam – Delhi

De wekker gaat om 6 uur. Buiten is het wit. Het heeft gesneeuwd. We douchen, kleden ons aan, pakken onze laatste spullen in, maken brood klaar, ruimen de vaatwasmachine leeg en  maken ons op voor de reis naar Delhi, India.

We nemen de bus naar het station. We nemen we de trein van 07:39, naar Den Haag, waar we overstappen op de intercity naar Schiphol. Het is druk in de trein. Slaperig luisteren de reizigers naar muziek, spelen met hun mobieltje, lezen de krant of staren voor zich uit.     Op weg naar hun werk. Wij? Op weg aar India.                                                                           We checken in, passeren de douane en doen onze tax-free inkopen. Buiten schuiven sneeuwschuivers de vers gevallen sneeuw van de baan. De bewolking hangt laag en is donkergrijs. We vertrekken van gate F06, vlucht KL0871.

 

2 februari 2010                                                                                                                                        Delhi – Jaipur

Net middernacht plaatselijke tijd, landen we in Delhi. Het vliegtuig loopt bij de start een flinke vertraging op. Het moet ontdaan worden van sneeuw en ijs. Maar de vlucht verloopt verder voorspoedig. Bij aankomst staat de chauffeur ons op te wachten. Hij brengt ons naar Hotel Royal Retreat in Gurgaon. Even na 2 uur lokale tijd checken we in en tegen 3 uur vallen we in slaap.

Om 9 uur vertrekken we. We reizen naar Jaipur, 233 km – 5½ uur rijden.                          Onderweg maken we één stop. We drinken koffie en gaan naar het toilet. In de auto slaat de vermoeidheid toe. We dommelen steeds in. Als we wakker zijn kijken we onze ogen uit. Het terrein wordt geaccidenteerd. De heuvels dicht langs de weg zijn afgegraven. Ze vallen ten prooi aan de niet te stillen honger naar bouwmateriaal. De Indiase economie is de snelst groeiende economie van de wereld.                                                                                        Na 5 uur bereiken we Jaipur. We rijden de stad in langs het Fort en het Zomerpaleis in het meer. Morgen bekijken we de stad. Eén hele dag “sight-seeing”. In de stad is het heel druk, iedereen en alles krioelt door elkaar. We bereiken ons Hotel Dera Rawatsar, een oud ommuurd herenhuis. Vóór woont de familie, achter zijn 17 kamers. We hebben een mooie kamer op de begane grond. Na uitleg over onze reis, door de lokale agent van Odyssey, trekken we ons terug op het terras bij het zwembad. We voelen de reis in onze benen. We hebben een lange reis en een korte nacht achter de rug.

Vóór het eten lopen we nog de stad in. We komen ogen en oren te kort! We worden overweldigd door de geuren, de kleuren, de beelden.

We eten in het hotel. Aanbevolen en vertrouwd. We hebben om 8 uur gereserveerd. Het eten smaakt voortreffelijk: rijst, linzen, bonen, tahoe in spinazie-saus, aubergines, kip en geit. Allemaal geserveerd met Indiaas brood.

3 februari 2010                                                                                                                                       Jaipur

We zijn om 9 uur naar bed gegaan. We vielen al boven ons bord in slaap. We hebben goed en lang geslapen. De gids komt om 9 uur. We maken onderweg naar het Majestueuze Amber Fort een fotostop bij het Palace of the Winds, Hawa Majal. We gaan met de auto naar boven, naar het Amber Fort. We mijden de olifanten. Onze gids legt ons het leven van de Maharadja uit. De Maharadja, die in 1947 zijn politieke invloed verloor, leeft nog steeds, is stinkend rijk en is op dit moment in het Paleis; de vlag hangt uit.

Na het Fort rijden we langs het Zomerpaleis, Jal Mahal, in het meer. Volgens de gids heeft het 5 jaar niet geregend. De waterstand is dan ook laag, zodat je twee verdiepingen kunt zien van het Paleis. Na de moesson, als het water stijgt, loopt de eerste verdieping onder. Na de lunch in een “rip-off”-tent, bezoeken we Jantar Mantar, het Observatorium, gebouwd door Sawai Jai Singh II. Het is indrukwekkend hoe exact de in steen, marmer en pleister opgerichte instrumenten zijn. Het is ook leerzaam.

Na afloop bezoeken we het City Palace. We kijken onze ogen uit. Even na 4 uur ’s middags zijn we terug in het hotel, een shawl rijker, aangeschaft in een door de staat gedreven winkel. In deze winkel halen ze alles uit de kast; ze willen niets liever dan je een sieraad of kleed verkopen. Beiden zijn overigens begrotelijk. Afdingen is niet mogelijk. Terug in het hotel besluiten we, na een kop thee, nog een wandeling in de stad te maken.
Al wandelend wordt je opgezogen in de krioelende mensenmassa, die in en vóór de winkels hangt, op straat groente en fruit verkoopt, rondrijdt in auto’s, bussen, riksjas, tooktooks of op (motor)fietsen en scooters. Het hangt, zit gehurkt in kleermakerszit, het loopt, het staat, het beweegt en neemt elke vierkante millimeter van de straat in haar bezit. Het is vuil op straat. Het asfalt is kapot, in de wegen zitten veel gaten. In de lucht zit veel stof. De zon staat laag. Ze gaat bijna onder. Overal is lawaai. De vrouwen lopen rond in felgekleurde sari’s. De mannen doorgaans in vuile (westerse) kleren. Maar ook mannen in traditionele klederdrachten, met fraaie tulbanden, waaronder getekende, sprekende gezichten. Mooie karakteristieke koppen. De waren staan geordend uitgestald. De groente en het fruit op schalen en kleden. De bonen en rijst in jutezakken. De thee, achter glas, de felgekleurde kruiden in potten. We slalommen langs de bergen knoflook en rode pepers. De beelden zijn overweldigend.

Overdonderd keren we terug naar ons hotel. We spoelen het stof weg met een biertje en besluiten toch maar in het hotel te eten. We hebben onze rust nodig. De indrukken zijn te veel voor ons zenuwgestel. We moeten vroeg naar bed.

4 februari 2010                                                                                                                                        Jaipur – Pushkar

We vertrekken om half 10. De rit duurt 3½ uur. Na ca. 2 uur verandert het landschap. Het wordt heuvelachtig. De vlakte is kaal met hier en daar een kudde geiten of schapen, gehoed door een herder, steevast in het wit gekleed met rode of gele tulband. Als we Pushkar naderen is het land kleiner verkaveld. Het meer, waaraan ons hotel ligt, staat nagenoeg droog. Nu twijfel ik niet meer. Het heeft echt heel lang niet geregend. Als we arriveren in Jagat Palace, ons hotel, zitten buiten in de palmen apen, die razendsnel heen en weer springen. Ook lopen ze op de overdekte balustrade en op het dak. Ik wordt gewaarschuwd dat ze je bril van je neus pakken. Vanaf dat moment schrik ik bij elk onverwacht geluid of onverhoedse beweging. Overal zie je dieren, koeien (heilig), geiten, schapen, paarden, ezels, kamelen, honden, katten, eekhoorns, ratten en apen.

We worden net buiten het hotel opgevangen door twee locals, zogenaamde Brahmanen, die ons verleiden bloemen aan te nemen en in een vijver te strooien. We krijgen een touwtje om de pols, tegelijkertijd moeten we een wens doen voor onze hele familie en natuurlijk een offer brengen. Wat is het je waard? Ik geef geen antwoord! Na lang aandringen zegt An 10. Bij het afrekenen beweert de Brahmaan bij hoog en laag dat An       € 10,– zou willen betalen. Ik volsta met 100 RP, achteraf nog 90 RP té veel.                          In Pushkar staan rond het meer honderden tempels. We bezoeken zelfs een Sikhs Tempel, met onze shawls om onze hoofden gewikkeld.  De Sikhs knippen nooit hun haar. Onder de specifieke tulband gaat twee meter lang haar schuil. Het is een triest gezicht, al die trappen die droog staan. Zouden de pelgrims daarom massaal wegblijven? Pushkar is het Mekka voor de Hindoes.
We lopen een rondje langs het meer en vergapen ons aan de mensen die rondhangen in de heiligdommen, hun waren in de ontelbare kraampjes venten en de vrouwen, die op straat, op kleden, de gewassen van het land verkopen. Overal klinkt muziek. In Pushkar zie je (relatief) veel westerlingen, overjarige hippies die zijn blijven hangen. Ze rijden zelfs op een motor of scooter en doen driftig mee aan de nationale sport: claxonneren.

De temperatuur overdag is zeer aangenaam: tussen de 20 – 22/23°C. ’s Avonds koelt het af en wordt het snel fris. Eten doen we dan ook binnen. Aan de overzijde van het meer wordt op de trommels geroffeld. Links daarvan speelt de plaatselijke muziekkapel. Een kakofonie van geluid, rond 10 uur in de avond.

5 februari 2010                                                                                                                                        Pushkar – Udaipur

De reis per auto duurt ruim 7 uur. We rijden door geaccidenteerd terrein. Links en rechts verdroogd land, dat ligt te wachten op regen. Een enkele keer een groene postzegel met rijst. De rivieren staan droog. De irrigatie staat stil. Het land is uitgedroogd en snakt naar water. De kleine boeren erfjes zijn soms verlaten en in verval geraakt. Op zoek naar geluk is de familie naar de grote stad getrokken. We klimmen en dalen. De weg wordt verbreed en verbeterd. Het is niet druk, maar er rijden veel vrachtauto’s. Inhalen gaat spectaculair, met gevaar voor eigen leven. De weg wordt door iedereen gebruikt, bus, vrachtauto, personenauto, paard en wagen, tooktooks (drie-wielige taxi’s), de riksja, mensen en de koe. De heilige koe van India! Niet onze heilige koe! Zelfs olifanten, met hun last gebruiken de weg, maar alleen de auto’s, tooktooks, vrachtauto’s en bussen kunnen claxonneren, de nationale sport. Maar ook de motorfietsen, scooters en brommers laten zich niet onbetuigd.                                                                                                                                  Uitkijkend over het meer liggen we op het dakterras van Hotel Mewar Haveli.               Terwijl ik dit schrijf, gaat de zon onder. Achter mij klinken de geluiden van de stad. Stemmen zoeken hun weg naar boven. Het wordt frisser. Er staat een lichte bries uit het oosten. De hemel kleurt roodpurper. Boven ons hangt spaarzame sluierbewolking. Je hoort de vogels kwetteren. Eenden en aalscholvers vliegen af en aan. Langs de oevers staan witte reigers. Het meer dompelt zich in de nacht. Wij hangen op kussens en drinken thee met citroen. Alcohol wordt opnieuw niet geschonken. Op de kaart staan opnieuw geen vleesgerechten.                                                                                                                          Langzaam, maar onafwendbaar valt de avond. De paleizen langs het meer worden sprookjesachtig uitgelicht. Naast ons zitten Engelsen op leeftijd. De telefoon gaat. Na lang aarzelen neemt ze op. Ze voert beleefd een gesprek. Ze ontkomt niet aan een afspraak. Ze stelt 10 uur voor. Aan de andere kant wordt aangedrongen op 9 uur. Ze houdt voet bij stuk en verdedigt zich met de uitspraak: “hij wil zijn ontbijt om 9 uur”!                                           Uit de tempel(s) achter ons klinkt gezang. In het Palace Hotel worden de fakkels ontstoken. Wij krijgen een kaarsje. De ober ruimt de theekopjes op. Naast ons wordt het eten uitgeserveerd. De vogels op het meer maken veel lawaai. Beneden start een motorfiets. Uit de tempel tegenover ons hotel klinkt nasaal gezang. Achter ons klinkt gezang uit een schelle luidspreker, tijdelijk overstemd door een claxon van een auto.   Boven het land in de bergen hangt een nevel. In de wijk tegenover ons kringelt dikke, donkergrijze, vette rook omhoog. De duiven trekken cirkels door de lucht. Het Palace Hotel is feeëriek verlicht.

We eten vegetarisch, in het hotel. Na afloop dwalen we nog even rond door het centrum van Udaipur. De meeste winkeltjes zijn al dicht of staan op het punt te sluiten. Het is stiller op straat. We besluiten ook naar onze kamer te gaan. Buiten blijft het nog lang onrustig. Binnen is het benauwd. Het duurt even voordat we in slaap vallen.

6 februari 2010                                                                                                                                       Udaipur

Op het programma staat een rondleiding met gids. De gids heeft zich echter verslapen. We gaan dan ook later dan gepland met de auto naar de  tempel, een rit van 100 meter. Op en rond de tempel oude, wijze mannen, gehuld in kleden met felle kleuren en getooid met  felgekleurde tulbanden Rood en geel zijn heilige kleuren. Volgens de gids bedriegers, fysiek sterke mannen die té lui zijn om te werken. In de tempel getrommel en op monotone toon gezongen gebeden. De gelovigen zitten op de grond en prevelen mee.

We lopen naar het City Palace. Sinds de dood van de vrouw van de vorige Maharana, helemaal opengesteld voor het publiek. De vader van de huidige vorst was invalide. Op 37-jarige leeftijd is hij van zijn paard gevallen. Sindsdien zat hij in een rolstoel, die ook te zien is. In 1931 is er naar zijn (sober) verblijf een lift gemaakt.

Het slotakkoord zijn de tuinen en de handwerkplaats. We kunnen de verleiding niet weerstaan en kopen twee tekeningen.                                                                                             We eten in het hotel en storten ons nog één keer in het gewoel, alvorens we ons terugtrekken met zoetwaar en zoutjes op ons dakterras.

In het meer schijnt nog één krokodil te leven. De anderen zijn door vervuiling gestorven. Het kost je geen moeite je daar een voorstelling van te maken. India is vuil! Vuilnis wordt niet opgehaald. Her en der staan vuilcontainers. Van tijd tot tijd worden ze in brand gestoken. Het vuil wordt achteloos weggeworpen op straat. Daar tussen door scharrelen koeien, op zoek naar voedsel. Ze moeten plastic magen hebben vanwege de plasticzakken met etensresten, die ze naar binnen werken. Overal staan, liggen koeien. Ze worden door iedereen omzeild. Op de gekste plekken tref je ze aan. In de drukste straten, op de rijkswegen, vóór winkels en op winkelgalerijen. Werkelijk overal. Stel je eens voor, koeien tussen het winkelende publiek in de Koopgoot, de Coolsingel of de Lijnbaan. De koeienvlaaien worden verzameld, gedroogd en hergebruikt (als brandstof). In de grote steden is de vervuiling het ergst. Hier vermengt het stof zich met de uitlaatgassen van de auto’s, met de geuren van de kruiden en vetten, gebruikt bij de bereiding van eten. Het bemoeilijkt het ademhalen.                                                                                                               Op het platteland kringelt zwarte rook uit de schoorstenen van de steenfabriekjes en de kalkovens. Rookgasreinigers kennen ze (nog) niet. Mensen wassen zich aan de overal, zelfs midden in de stad aanwezige, pompen. Overal zie je waterputten, op de stations, in de stad en op het platteland. Ze doen de was in de meren op de trappen van de Ghats (kleine Hindoe-heiligdommen).                                                                                                                   Onze gids is getrouwd. Het huwelijk is gearrangeerd door zijn familie en schoonfamilie. Nadat beide families overeenstemming hadden bereikt, konden ze, hij en zijn toen nog toekomstige vrouw met elkaar kennismaken. Daarna volgden 15 dagen waarin ze elkaar beter konden leren kennen. Om de 2, 3 dagen hadden ze een afspraak. Na 15 dagen volgde de verloving, gevolgd door het huwelijk. De trouwerij vindt plaats volgens oude traditities. In Udaipur pikken we daar een graantje van mee. Overdag zien we een Indiase “brassband”, inclusief een rijkelijk versierde paard en wagen met geluidsinstallatie, met daar achter een stoet van kleurrijk geklede vrouwen die zingen en op hun hoofden stenen waterpotten dragen.

’s Avonds zien en horen we het vuurwerk. Voor het eten bezoeken we nog een voorstelling van volksdansen en poppenspel in het Haveli Museum, recht onder ons hotel. De dans is aardig, het poppenspel vermakelijk, maar de muziek en zang dreinerig. De sfeer in de schaars verlichtte Haveli is daarentegen sprookjesachtig. Tot slot kijken we uit over het meer op de trappen van de Haveli.

 7 februari 2010                                                                                                                                       Udaipur – Jodhpur

We rijden door bergachtig gebied. In de dalen worden gewassen verbouwd. De bergen zijn dun bebost, ruig. Langs de weg zitten apen, ze eten vruchten. Geleidelijk wordt het terrein glooiender. We zien waterputten. Ossen draaien rondjes om het water, waarmee het land bevloeid wordt, naar boven te halen. Wij bedienen er één met de hand. Kosten: 10 RP. Alles in dit land kost geld, een foto, een glimlach, een verhaal. Bedelaars negeren we. Het beste is doen alsof je ze niet hoort of ziet. Gewoon doorlopen, Ze stoppen dan onmiddellijk.

Na twee uur komen we bij de Jain Tempels in Ranakpur. Een zeldzaam mooi complex, vooral van binnen. We zijn er sprakeloos van.

Nu rijden we op een hobbelige weg over een saaie hoogvlakte. Tegen het vallen van de avond bereiken we Jodhpur. We overnachten in het Pal Haveli,  een oud koopmanshuis. De Haveli ligt in de oude stad, aan de voet van het Meherangarh Fort (AD 1459). We frissen ons op en drinken thee op het dakterras. Aan onze voeten ligt de oude stad. We lopen door de stad, langs de kraampjes rond de oude klokkentoren. Overal wordt gehandeld. ’s Avonds dineren we buiten. Het eten is voortreffelijk, we hebben een fles wijn besteld. De wijn komt uit India. De druiven worden in de buurt van Mumbai verbouwd. Het is warm. Het is bewolkt, zodat de warmte blijft hangen. Langzaam sterft het lawaai onder ons uit. In de kamer is het benauwd. Er kan geen raam open. We laten het “vliegtuig” draaien. ’s Nachts word ik enkele keren wakker en hoor ik de trein schallen. Feyenoord verliest thuis met 1-2 van AZ. De offers in het tempeltje in onze kamer hebben niet geholpen!

Jaisalmer – Jaipur