Egilsstadir

3 juni 2015

Met een traan en een lach nemen we afscheid van ‘DingDong’. Het was een kleurrijk en sfeervol appartement met leuke hoekjes. We plunderen voor ons vertrek naar Egalsstadir de flappentap en schaffen in de mooie koffieshop annex boek/cd/souvenirwinkel 2 cd’s, een nieuw tekenboek en IJslandse gebreide wanten aan. In Mȳvatn maken we een korte wandeling over het schiereiland Höfde. Een grotere wandeling maken we in Dimmuborgir. We lopen daar door de grillige lavarotsen over smalle paadjes, met mooi zicht op de door de lava gevormde grillige vormen. Een flets zonnetje verwarmt ons. Omdat de lava aan de oppervlakte stolt en daaronder blijft stromen en vervolgens krimpt en scheurt, ontstaan tunnels, ogen, grotten en spleten. In het infocenter van Dimmunborgir drinken we koffie en eten we taart.

Terug in de auto sneeuwt het al weer. Krafla is onze volgende stop, een 818 meter hoge vulkaan. Van 1975 tot en met 1984 was Krafla voor het laatst vulkanisch actief. De krachtcentrale heeft deze uitbarstingen wonder boven wonder (of toch niet, vooruitziende blik?) overleefd. De centrale was omstreden. En terecht, het ontsiert het mooie landschap, maar voorziet IJsland wel van stroom en heet water.

We rijden door zover we kunnen en parkeren de auto in de sneeuw. We staan aan de rand van de Krafla caldera. Een caldera ontstaat als een magmakamer leeg stroomt en het dak ineen stort. De doorsnede kan wel kilometers bedragen. De kamer is nu besneeuwd, het meer bevroren. De sneeuw slaat in onze gezichten. Weer en wind hebben vrij spel. De kleurrijke berg Leirhnjūkur, 1 uur heen en 1 uur terug over de besneeuwde hoogvlakte, slaan we over. Het weer speelt ons parten. Leirhnjūkur is een solfatarenveld. De lava waarover je loopt schijnt nog warm te zijn, maar de sneeuw blijft wel liggen. In de solfatarenvelden werd vroeger zwavel gewonnen voor het buskruit. Dat was dé reden voor de koning van Denemarken om IJsland in de 16e/17e eeuw te koloniseren. Uiteindelijk is daarvan, door de hoge kosten, van afgezien. Stoom komt uit de grond uit oude boorgaten, dikwijls afgedekt met een laag stenen. Je kunt je, als je te dichtbij komt, levend verbranden.

De weg naar Dettifoss is breed, vrij van sneeuw. De weg slingert door een door lava gevormde, saaie hoogvlakte. Het sneeuwt nog steeds. De afslag naar de F862 is afgesloten, evenals de 864, aan de andere zijde, zoals we door schade en schande hebben ervaren, gesloten is. Je kan niet van noord naar zuid rijden. Warm ingepakt, jassen dicht geritst tot onder de kin en met de capuchons op, trotseren we sneeuw en wind op de open vlakte, die onder deze omstandigheden doet denken aan een maanlandschap, naar de Dettifoss. De waterval, 44 meter hoog en ruim 100 meter breed en wat waterverplaatsing betreft, de krachtigste waterval van Europa, is adembenemend spectaculair. Wat een natuurgeweld! De kloof waardoor de Jökulsá á Fjöllum loopt is prachtig. Links en rechts rijzen de basaltformaties loodrecht vanaf de oevers van de rivier op. De waternevel en de sneeuw slaan op de lenzen van de video en fototoestellen. De opnamen illustreren de barre omstandigheden en doen me denken aan Parijs-Roubaix bij regen en temperaturen rond 0 graden. De wandeling naar de Selfoss, een 11 meter hoge waterval die uit een stuk of 10 naast elkaar liggende watervallen bestaat, is het hoogtepunt. Je loopt tot de drooggevallen bedding van de rivier. Op het laatst moet je plassen en stroompjes omzeilen en uitkijken niet tot je enkels in het zwarte zand weg te zakken, lopend over natte, gladde stenen.

Ondertussen knort mijn maag. Het is half 6. In dit land verlies je alle gevoel voor tijd. Ons appartement in Egilsstadir, een groot, wit geschakeld huis, lijkt op het eerste oog smetteloos, maar blijkt als je beter kijkt, erg vervuild.

Na een copieuze maaltijd in een N1 wegcafetaria, een baconburger met frites en ijs toe, zit ik rillend van vermoeidheid om half 11 ’s avonds aan tafel het dagboek bij te werken. Ik rol om van de slaap, leg mijn pen neer en ga naar bed. Buiten is het nog licht. In de slaapkamer schemert het. Ik check nog mijn vogelwaarnemingen (Smient, Alpen Sneeuwhoen – volgens An dan toch wel verdwaald! – en Noordse Stern) en val in slaap.

4 juni 2015

Hafnarhólmar is ons doel voor vandaag. De vogelrots, 5 km van Borgarfjördur, bij de haven van het gelijknamige plaatsje. Vanaf houten vlonders kun je Eidereenden, Noordse Stormvogels, Drieteenmeeuwen en Papegaaiduikers van zeer dichtbij zien. Je kunt ze bijna aanraken. De papegaaiduikers, evenals de andere vogels, broeden. Ze nestelen in holen, in de rotswand. Elke jaar keren mannetje en vrouwtje terug. Ze blijven elkaar en het hol trouw. In het vroege voorjaar wachten ze elkaar op voor het nest. ’s Winters raken ze elkaar kwijt op zee. Trouw tot de dood hun scheidt. Ze kunnen 25-30 jaar worden. Vanaf 3-5 jaar leggen ze eieren.

In het infocentrum in Egilsstadir was ons het Álfa café in Borgarfjördur aanbevolen, beroemd om zijn vissoep. De soep is inderdaad lekker, rijk gevuld met vis en verse groente, met brood, boter, koffie en/of thee. Borgarfjördur is een klein (100 inwoners), lieflijk dorp met een visfabriek annex café, een pittoreske kerk, van binnen functioneel, eenvoudig maar mooi ingericht en een plaggenhut, die nog steeds in de zomer wordt bewoond.

Het dorp ligt geïsoleerd van de bewoonde wereld, alleen bereikbaar over de weg door een pas over het gebergte. De weg is onverhard en smal, met aan de zeezijde diepe, gapende afgronden. Heen en terug rijden we door de wolken. Hoe hoger we komen, des te meer sneeuw en ijs er langs de weg ligt. Op de terugweg verschijnt er een geel signaal op het dashboard, een symbool van een band met een vraagteken. De diagnose is snel gesteld, we hebben een lekke band. We staan rechtsachter op de velg. In rap tempo wordt door Jaap de band verwisseld voor een thuiskomer, terwijl ik de controle hou over de gevarendriehoek.

De lekke band laten we bij een bandencentrum achter en kunnen we morgenochtend vroeg weer ophalen. We eten bij Salt Coffee & Bistro. De koffie met IJslandse, mierzoete mergpijpjes, drinken we thuis tijdens een spelletje bridge.

’s Ochtends zien we op de laagvlakte nog rendieren. Op IJsland zijn zo’n 3000 rendieren en ze zijn erg schuw. Vanuit de auto, door het open raam, worden ze op de gevoelige plaat vastgelegd.

Höhn