Viñales – Trinidad

7 januari 2014                                                                                                                                         Viñales – Santa Clara

An moet ik wakker maken om  half 8, ze heeft bijna klokje rond geslapen. Het is droog, maar zwaar bewolkt en het waait hard. We rijden bijtijds naar de Valle de Viñales en bewonderen de grot Cuevo Indio. Je kan de grot in- en uitlopen, zonder controle of gids. Door de heftige regenval van de afgelopen nacht is de ondergrondse rivier zo hoog gewassen, dat ze niet meer bevaren kan worden. De kade is onder water gelopen. De toegangsprijs is daarom ook gehalveerd.

Vandaar rijden we naar Pinar del Rio, op jacht naar een boek voor An om te schrijven en te tekenen, zonder lijntjes, wat helaas niet lukt. We parkeren de auto in het centrum. Het is druk. Overal staan, zitten, lopen mensen. De huizen, winkels, zijn koloniale stijl, geschilderd in de voor de Caribbean typische violet kleuren. Alles is in vervallen staat. Voor de winkels staan rijen. De schappen zijn niet leeg, maar het assortiment is beperkt en de kwaliteit van de waren bedroevend. Veel goedkoop Chinees spul. Waarom weet ik niet, maar we voelen ons iet op ons gemak in de drukke winkelstraat. In de auto zitten al onze spullen, behalve ons geld, waardepapieren en Iphones. Maar de auto wordt bewaakt door de parkingmanager, zoals hij zichzelf noemt. Ik betaal 1 CUC. We komen overigens niet verder dan een gelinieerd schriftje, ondanks dat we onderweg 3 galerieën zien. Blijkbaar zijn de artiesten hier aangewezen op zelf gemaakt, gerecycled papier, zoals we gisteren in Las Terrazas zagen. Met enige moeite vinden we de weg in de stad terug naar de Route Nacional no. 1. Even voordat we de snelweg opschieten lunchen we in de pizzeria, een smakeloze chorizo pasta, van het hotel aan de rand van de stad. Het hotel heeft 2 bars, geen brood,  een troebel zwembad, een restaurant op de 2e verdieping en zoals gezegd, een pizzeria.

We willen vandaag nog naar Santa Clara. Meer dan 350 km asfalt. We jakkeren flink door. An krijgt 5 gele kaarten (een piepje als je harder dan 120 km rijdt). In Havana houdt de rijksweg even op, een mooie gelegenheid om te tanken (40 liter = 56 CUC). Als we weer op de rijksweg rijden, heeft de 6-baans weg een verharde middenberm, zodat in tijden van nood, vliegtuigen kunnen landen en stijgen. An drukt het gaspedaal flink in. De weg is goed, zodat we goed opschieten. Boven ons hoofd pakken donkere wolken samen.

Als we Santa Clara inrijden regent het nog steeds en is het donker. Overdag is het al moeilijk om de schaarse borden te lezen, ’s avonds als het regent is het onmogelijk. We nemen de afslag Ciudad St.Clara. Als ik de weg vraag naar een hotel krijgen we hulp. De man rijdt voor ons uit naar het centrum, naar Hotel St.Clara. We boeken een kamer met ontbijt voor 32 CUC, leveren zonder na te denken de autosleutels in, omdat de auto elders veilig voor 2 CUC wordt geparkeerd. Na onze intrek te hebben genomen in de kamer, besluiten we direct te gaan eten. We kiezen, op aandringen van een Cubaan, de Italiaan, waar we porc met rijst eten en Cuba Libre en Mojito drinken. Na afloop drinken we in café Litaraire nog 2 espresso’s, voor de naar Cubaanse begrippen belachelijke prijs van 4 CUC. Onze kamer is schoon, maar klein en benauwd. Het bed is goed, de lakens zijn echter krap bemeten. Morgen gaan we naar het museum, gewijd aan het leven van Che en zijn mausoleum en daarna op ons gemak verder over op de kaart en in onze reisgids aangegeven mooie wegen. Het regent nog steeds. Hopelijk is het morgen beter. In de regen oogt alles troostelozer. Het landschap langs de Route Nacional is saai, weiden, dunne bossen, suikerrietvelden en kleine dorpjes.

8 januari 2014                                                                                                                                            Santa Clara – Trinidad

Voor de winkels staan rijen wachtende mensen. Bij de Banco Nacional dringen de mensen om naar binnen te kunnen. Door de stad rijdt een tankwagen met drinkwater. Op weg naar het plein van Che, Plaza de Revolucion, voelen we ons niet op ons gemak. Op de terugweg naar het Parque Vidal waaraan ons hotel ligt, midden in de stad, is de angst verdwenen. Blijkbaar moet je wennen aan het gekrioel en je angst overwinnen.

Het plein van de revolutie wordt gedomineerd door een standbeeld van Che Guevara op leeftijd. Onder het standbeeld is het mausoleum en het museum, gewijd aan het leven van Che. We zijn te vroeg, 5 voor half 10. Beiden gaan pas om half 10 open en blijken niet gemakkelijk toegankelijk. Groepen hebben voorrang en tassen, foto- en videotoestellen e.d. zijn niet toegestaan. Het lukt mij nog om binnen te komen. An wacht buiten met al onze spullen. Als later An aansluit in de rij, stromen de groepen van alle kanten toe en groeit de rij individuele bezoekers, zonder dat iemand naar binnen mag. Na een kwartier geeft An, zoals zovelen, het op. Het vooruitzicht is niet hoopvol. Het mausoleum is fraai aangelegd en bestaat uit maquettes van de collega guerrilla’s van Che. Ik lees de namen in een muur. Het zijn allemaal, heel komisch, Engelse nick-names. Zonder dat ik het in de gaten heb, ben ik Che voorbij. Ik merk dat omdat mensen zijn plaquette, die dan ook glimt, aanraken. Even verderop brandt de eeuwige vlam. In het museum leer ik, dat Che in Buenos Aires is geboren. Hij is van gegoede familie, afgestudeerd als arts. Hij reist op jonge leeftijd door Midden-Amerika, woont en sport in Mexico en wordt daar om voor mij onbekende redenen gearresteerd. Daarna zie je foto’s van Che, met een jonge Fidel, in de jungle van Cuba, als opstandelingen tegen het bewind van Batista. Che is zijn hele leven guerrilla gebleven. Hij vocht achtereenvolgens in Cuba, Congo en Columbia, waar hij, verraden door de boeren voor wie hij dacht dat hij stond, in een hinderlaag van het leger liep. De guerrilla-oorlogen die hij vocht na Cuba, bewijzen dat hij een revolutionair was, trouw aan zijn idealen en dat hij niet in de wieg gelegd was voor arts, waartoe hij was opgeleid, of president van de nationale Cubaanse bank, een rol die hij ook heeft vervuld, maar aangetrokken werd tot het avontuur en snakte naar bewondering van zijn collega strijders, die hem trouw bleven tot in zijn dood.  Che was een charismatisch man, die mede bepalend was voor de geschiedenis van de vorige eeuw, zoals Eisenhower, De Gaulle, Roosevelt, Mandela en Churchill, of zo je wilt Jimmy Hendrix, Jim Morrison, Bob Marley, wier afbeeldingen net als die van hem tot op de dag van vandaag massaal T-shirts sieren. Terug in ons hotel wordt de auto na verloop van tijd voorgereden.

We pakken in en rijden in een rechte lijn de stad uit, op weg naar Manicaragua.  Vandaar rijden we door de bergen via Jibacoa en Topes de Collantes naar Trinidad, genietend van prachtige vergezichten. In Topes de Collantes maken we een koffie- en lunchstop. In het eerste restaurant zijn we niet welkom, het tweede restaurant heeft alleen uitgebreide menu’s en in het derde restaurant is de vrouwelijk bediende niet alleen ongeïnteresseerd, maar zelfs gewoon chagrijnig. We zijn de enige gasten. Als we vertrekken arriveren nog enkele gasten, die we veel plezier wensen, alhoewel de omelet met ham (en kaas voor mij) erg lekker was. We zien veel open trucks rijden, die toeristen voervoeren voor een hike en een duik, in een tropische poel met waterval.

Op de foto’s in het informatiecentrum ziet het er spectaculair uit, maar de meeste gezichten van de deelnemende toeristen staan verveeld. Mogelijk dat in dit geval plaatjes geen gaatjes vullen.

In Trinidad belanden we uiteindelijk, na eerst bij een hotel naar de prijs te hebben gevraagd (126 CUC per nacht) in een hostal, gerund door een vrijgezelle dame en haar moeder. We zijn waarschijnlijk één van haar eerste gasten. De zus helpt, omdat zij gebrekkig Engels spreekt. We hebben een mooie kamer, in feite 2 kamers, en een prachtig terras met uitzicht over de stad en de baai. We eten uitgebreid, soep, kip, aardappelen, rijst, modder vette frites, sla en postres (marmelade met kaas ; heerlijk) op ons terras.

Op dit moment waait er een fris windje, dat voor verkoeling zorgt. In de tweede helft van de middag is de bewolking gebroken en schijnt de zon. Vandaag is het al veel warmer dan gisteren, ondanks de loodgrijze lucht in de ochtend, omdat de wind weggevallen is. Onze kamer ligt op de 2e verdieping, omgeven door tientallen woningen. Overal klinken stemmen en in de steeg lopen mensen af en aan. Ze groeten elkaar, hangen over balustrades en in deuropeningen en kijken om zich heen. Je hoort ook regelmatig het geluid van keukengerei en aardewerk. Soms worden we opgeschrikt door een familieruzie. Schaamteloos scheldt men elkaar uit voor rotte vis. Overal staat de TV aan, maar of iemand kijkt betwijfel ik. De auto staat in het smalle steegje, min of meer voor de deur, geparkeerd, maar de zus vindt dat geen veilige plek. Ze adviseert te parkeren bij het verderop gelegen hotel. Na het eten, moet ik in het donker achteruit de smalle steeg uitrijden. Eenmaal geparkeerd tussen de tientallen huurauto’s van de hotelgasten voel ik mij geruster, te meer daar we de koffers in de auto hadden gelaten. Voor het eten en voordat de zon helemaal onder was, zijn we Trinidad ingelopen. Het oude centrum is goed geconserveerd en toeristisch, door idyllische koloniale huizen, die in redelijke staat verkeren en waarvan velen zijn omgetoverd tot boetiekjes, galerieën, bar-bodega’s en restaurants. We drinken een mojito aan een tafeltje op de trappen naast de Iglisia de la Santisima Trinidad, die ook niet toegankelijk is.

Het land is armoedig. De mensen wonen onder armzalige omstandigheden, verzoend met hun lot. Ze zijn allemaal van staatswege verzekerd van een minimaal inkomen. Als je harder loopt of werkt (in Staatsdienst, zoals bijna iedereen hier), krijg je geen pesos meer. Hierin zit naar mijn mening het zwakke punt van dit systeem. Niemand ontwikkelt ambitie (zoals Che had!). Ondernemerschap wordt niet beloond, tenzij het buiten het gezichtsveld van heet gezag plaats vindt. Ook in ons hospedaje wordt ons van alles aangeboden, tafelkleden, hoeden, sigaren. De zwarte markt tiert welig. De rum is goedkoop, Cubanen drinken dan ook stevig. Schrijnende verschillen tussen de in omvang beperkte rijke bovenlaag en de arme onderlaag, zoals in Panama, zie je hier dan ook niet, maar zoals gisteren, als het bewolkt en koud is en het regent, oogt Cuba grauw en troosteloos. Een beeld versterkt door de middelen van vervoer, aftandse bussen, ossenwagens, paard en wagen en fietsen, die na de oorlog overgenomen zijn van de Duitsers, toen ze capituleerden. Maar nogmaals, het merendeel van de Panamezen woont onder dezelfde, troosteloze, uitzichtloze omstandigheden.

Cienfuegos – Camagüey