New York

13 april 2009

We brengen de Chevy heelhuids retour bij Hertz. Met de bus gaan we naar de luchthaven, checken onze bagage in en na security laten we ons neerzakken in de vertrekhal, uren te vroeg. Gelukkig vertrekt het vliegtuig op tijd en duurt de vlucht maar 2½ uur. We gaan na de landing, met de Airtrain en een Subway naar Pennsylvania Station. Onze intrek nemen we in Hotel Pennsylvania. Eén uur staan we in de rij, voordat we zijn ingeboekt. Nadat we onze bagage op de kamer hebben gezet, lopen we naar Times Square, Broadway. De lichtreclames spetteren op ons netvlies. Het aanbod van musicals is overweldigend. We kiezen voor Rock of Ages, achteraf een prima keus. Het spettert van het toneel. Een fraai uit 1920 stammend theater, Brook  Atkinson, vormt het decor. Zang en dans is geweldig. De musical is humoristisch en de liedjes liggen goed in het gehoor. De zaal reageert enthousiast en klapt en danst mee. Wat een kennismaking met New York.

14 april 2009

De lucht van aangebrand vlees komt je bijna op elke hoek van de straat tegemoet. Overal staan verrijdbare, aluminium stalletjes, waar ze hotdogs en saté’s verkopen. Buiten is het druk. Je moet opletten waar je loopt. De New Yorker woont en leeft op straat. Hij verplaatst zich met de Subway of de taxi. In de treinstations is het verschrikkelijk druk. De City-werknemer is op weg van, of gaat naar huis in de rustige buitenwijken, laagbouw, gerangschikt in blokken, met gazon. De weersvoorspelling is beroerd: regen. We lopen door Central Park, dat in het vroege voorjaar zich hult in ontluikend groen en bloesem, naar het Metropolitan Museum of Art. Waanzinnig groot. We beperken ons tot de schilderkunst en werpen een snelle blik op de Griekse, Romeinse, Japans en Chinese kunst. En dit is nog maar greep van wat er te zien is. Eenmaal binnen besef ik opnieuw waarom ik overzichtstentoonstellingen van één of een groep verwante kunstenaars prefereer. Ik hou van overzichtelijke tentoonstellingen waar ik na één of twee uur uitgekeken ben. Hier brengen we bijna 5 uur door en vermoeid keren we terug naar ons hotel om de batterij op te laden. Wij eten ondertussen een hapje en trekken ons plan voor de avond. Door de aanhoudende regen valt dat plan niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk in het water. An heeft zichtbaar pijn in haar rug en is aan het eind van haar latijn. ’s Nachts vreet zij, om de pijn te stillen, aspirines.

15 april 2009

Ik ben vroeg wakker en lees mijn boek, een epos van bijna 900 bladzijden, uit. We ontbijten op de kamer. De vorige dag hebben we brood en vleeswaren gekocht. Gruggenheim is vandaag ons voorafje. Ravel en Schubert ons dessert. Museum voor Contempory Art! Kunst met een gedachte, om over na te denken. Te moeilijk! Veel is niet echt aan ons besteed. Het gebouw, de ruimte, is prachtig. De kunst doorgaans teleurstellend (of te moeilijk!). Met de metro gaan we naar Fifth Avenue, we kijken we naar mensen. Gisteren zat tegenover ons een vrouw, met buttons met teksten als “Arrest Bush”,Palestina is the ghetto of Warshaw of this moment”. Een oudere vrouw met witte haren, geplakt op haar hoofd en gekleed in het zwart, applaudiseert voor de straatmuzikant, die het toepasselijke lied “Blowing in the wind” van Bob Dylan zingt, terwijl hij zich zelf begeleidt op de gitaar. We zien de meest bijzondere mensen, slapend, lezend, luisterend naar muziek, oortjes, zitten, lopen, staan, hangen en slapen. De metro is graffity vrij! Een voorbeeld voor Nederland, Rotterdam. Op Fifth Avenue lopen we langs de luxe winkels, met onbetaalbare kleding, juwelen, tassen etc. Kijken, niet kopen. Veel bezoekers maken zich aan deze oude Hollandse gewoonte hier schuldig.                 Tegenover het Rockefeller Centre zien we opnieuw de feesten rond de wijding van de nieuwe aartsbisschop van New York. De verzamelde pers is aanwezig en de NYPD heeft de straat afgezet. Het departement is in grote getalen aanwezig. Sommige agenten maken in hun outfit, een gordel  met daaraan pistool, mobilofoon en nog veel meer, en door hun postuur, rondbuikige (de meeste), een koddige indruk. Het is moeilijk voor te stellen, deze agenten in achtervolging op een boef. Terug in het hotel knapt An een uiltje, ik schrijf in mijn dagboek en geef mijn voeten rust.                                                                                      Piano Concert in G Major van Maurice Ravel en Symphonie in C groot van Fransz Schubert is ons avondprogramma. Plaats van handeling: Lincoln Centre, Avery Fisher Hall. Uitvoerenden:  Mitsuko Uchida, piano, Riccardo Muti, dirigent en NY Philharmonic Orkest. In de zaal barbaren, die tijdens de voorstelling, terwijl Mitsuko de toetsen streelt, knisperen met in plastic verpakt voedsel en na de laatste toon opstaan en de zaal verlaten (zelfs op de eerste rij!). Muti leunt van tijd tot tijd achterover tegen de reling en laat het orkest lopen. Maar op de spannende, beslissende momenten jaagt hij het orkest op en zet hij twee perfecte uitvoeringen neer. Ravel hier in New York, duidelijk beïnvloed door de Jazz Muziek die hij op zijn reis door de USA in 1927 heeft gehoord, is zeer op zijn plaats. Mitsuko smelt samen met de muziek. Na afloop gelukkig, zoals bij ons veel te vaak, geen nocturnes van Chopin o.i.d. als toetje.                                                                                     Volgezogen met cultuur spoedden we ons naar het hotel, maar eerst laven we onze honger aan spaghetti met Meat Balls en tomantensaus (An tagliatelli met room en kip) en een glaasje wijn. In de koffieshop  in de lobby kopen we nog koffie, café latte en doppio expresso met een cocoskoek. Ik sluit de dag af met het vastleggen van mijn waarnemingen (nog veel te weinig) in ons dagboek.

16 april 2009

Geen wolkje te bekennen als ik de verduisteringsgordijnen open schuif en naar boven kijk vanuit onze kamer op de 14e verdieping. Mijn blikveld is, omat onze kamer is ingebouwd, niet groot, maar de vooruitzichten zijn goed. Het uitzicht vanaf de 86e verdieping van het Empire State Building blijft adembenemend. Gefascineerd kijken we achtereenvolgens in noordelijke-, westelijke-, zuidelijke- en oostelijke richting over de stad uit. Beneden kruipen de gele taxi’s en auto’s als dinkey toys over de avenues en de straten. De lucht is strak blauw, waardoor je ver kunt kijken. We zien de vliegtuigen landen op La Guardia, maar JF Kennedy Airport kunnen we niet ontdekken. Vreemd!                                               De rij, die ruim een uur in beslag neemt en de controle, in verband met terrorisme, de waanzin van deze tijd, zijn we boven snel vergeten. We schieten onze plaatjes en genieten van het uitzicht en de mensen. Fraai uitgedoste beveiligingsemployees van de Empire State Building en gestylde amerikaansen bieden volop vermaak en vertier tijdens het eindeloze wachten in de lijn.

We waren op ons gemak opgestaan en hadden onderweg bij de Subway een smaakvolle sandwich gegeten. Eenmaal beneden hebben we koffie gedronken bij Starbucks. New York verandert als de zon schijnt. De New Yorker, de Amerikaan, is van nature beleefd, vrolijk, opgeruimd. Hij is niet eenkennig en/of introvert. Alhoewel oppervlakkig is hij/zij, oprecht geïnteresseerd, begroet je als je binnenkomt, zegt gedag als je weg gaat, schikt in om plaats te maken, zegt sorry als ze je aanraken, ze zijn en blijven beleefd. Ze leven op straat, bij mooi weer nog nadrukkelijker dan bij slecht, regen, weer. Een vrolijk gevoel krijgt je te pakken, versterkt door de prachtige bloeiende bomen, in de stad en de parken.

Als je loopt langs de krater, waar nu volop gebouwd wordt, van de Twin Towers en voetje aan voetje schuifelt door St. Pauls Chapel, vol met herinneringen aan de helden en slachtoffers van 9/11, raak je geëmotioneerd. Voor het eerst is de Amerikaan op eigen bodem, sinds Pearl Harbour, aangevallen. Ze zijn geconfronteerd met dood en verderf. Een confrontatie die elders in de wereld eerder regel dan uitzondering is. Rondlopend in de kapel proef je dat 9/11 de amerikanen dichter bij elkaar brengt en eerder hun trots dan hun nationalistische gevoelens, de vlag, aanwakkert. Op zulke momenten vervagen de verschillen tussen rijk en arm en afkomst, zwart, geel of wit.

St. Paul’s Chapel

It stood. Not a window broken. Not a stone dislodged.
It stood when nothing else did.
It stood when terrorists brought September down.
It stood among myths. It stood among ruins.
 
To stand was its purpose, long lines prove that.
It stands, and around it now, a shrine of letters,
poems, acrostics, litter of the heart.
It is the standing people want:
To grieve, serve and tend
celebrate the lasting stone of St. Paul’s Chapel.

And deep into its thick breath, the largest banner
fittingly form Oklahoma climbs heavenward
with hands as stars, hands as stripes, hands as a flag;
and a rescuer reaches for a stuffed toy
to collect a touch;
and George Washington’s pew doesn’t go unused.

Charity fills a hole or two.
 
It stood in place of other sorts.
It stood when nothing else could.
The great had fallen, as the brute hardware came down.
 
It stood.
 
A poem by J. Chester Johnson

Van Manhattan naar Brooklyn lopen we over de Brooklyn bridge, een monument uit de laatste jaren van de 19e eeuw, en rijden met de bus over de Manhattan bridge naar Manhattan. We dwalen door China Town, waar een film wordt opgenomen en Little Italy. Bieren doen we in een  pub dicht bij ons hotel en als dagafsluiting halen we bij KFC hete kippenvleugeltjes.

17 april 2009

Vroeg uit de veren. Bijtijds naar Liberty Statue en Ellis Island. Tevergeefs, er staat al een enorme rij. Maar na “slechts”  één uur en een kwartier zijn we op de boot. De zon schijnt volop maar het is nog fris. Later op de dag wordt het steeds warmer. De stad warmt snel op en vandaag krijg je een voorproefje van een warme, hete, zomerse dag in New York City! De warmte blijft tussen de hoge gebouwen hangen.                                                Vandaag , vrijdag de 17e, is het Annie’s dag. Gratie voor Michelle en kleding voor Annie! Rond haar lippen speelt een gelukzalige glimlach. Later die avond valt ze met dezelfde glimlach in slaap.
Het ontbijt was een hotdog, de lunch een warm broodje met kaas en cervelaat in een franse patisserie in Soho nabij het homo-monument, het avondeten gyros in “ons” eethuisje op 7th Avenue. Ter afsluiting van de dag drinken we enkele draughts.

18 april 2009

Uitgeslapen, nou ja uitgeslapen. Annie ligt de halve nacht te woelen en probeert gesprekken aan te knopen, die ik categorisch weiger; om 10 uur staan we  op. We ontbijten uitgebreid, scrambled eggs, fries en toast, enkele blokken van ons hotel. We checken uit en stallen onze koffers en tassen illegaal in de lugageroom van het hotel.                                   Het is heel warm in de stad. We kopen op Times Square een sweater voor Velicia en gaan met de subway naar Harlem. We dwalen door de stad, langs winkels, over een markt, door kerken, in boekwinkels en cd-stores. Rond 6 uur zijn we terug in ons hotel. We verzamelen onze bagage en sjouwen dat via Pennsylvania Train Station naar Subway E, die ons rechtstreeks naar de Airtrain brengt. Het avontuur is voorbij. De (hernieuwde) kennismaking is goed bevallen, zowel Miami e.o. als New York. De kennismaking met de Amerikaan, de stijl van leven, is ons goed bevallen.                                                                     De Amerikaan is relaxed, beleefd, voorkomend, ondanks de grote onzichtbare armoede en verkapte werkeloosheid. De organisatie is inefficiënt, verschaft werk aan veel mensen, volgens mij slecht betaald, en het aantal personeelsleden in de bediening op de stations, de vliegvelden, de metro, de musea, het midden- en kleinbedrijf, de portiers en de concierges, is enorm. Het is 7 dagen, 24 uurs-economie. De Amerikaan heeft vaak twee banen en werkt meer dan 40 uur per week, even gemakkelijk door de overdag als ’s nachts. Opmerkelijk is dat het tussen 2 en 4 uur ’s nachts toch stil is op straat. Dan is er nagenoeg geen verkeer meer. Op dat moment hangt er een onwezenlijke (heerlijke) rust. Overdag is het stervensdruk. De trottoirs zijn bomvol, tussen de mensen door slenteren en handelen kaartverkopers, straat venters en handelaren in prullaria. Overal waar je kijkt zie je mensen. Je ruikt ook de aangebrande souvlakis en verbrande kippenpoten, die in aluminium karretjes op de hoeken van de straten staan, op houtskool, de vlammen lekken regelmatig langs het vlees, worden bereid en verkocht.

In de stationshal is het zo mogelijk nog drukker. De mensen staan op een kluitje en kijken op de borden wanneer de treinen naar de voorsteden vanuit de city vertrekken. Overal staat de TV aan, in de lift van het hotel (CNN), de bars, basketbal, honkbal en ijshockey in de restaurants. In het hotel hebben we ook tientallen zenders, maar niet één fatsoenlijke. Zelfs op CNN moet je uren wachten op het nieuws. Er is één zender die alleen het weer uitzendt. Handig als je wilt weten waar je aan toe bent.

Op dit moment taxiën we in een Boeing 747 op JFK-airport, klaar om op te stijgen. Over 6 uur en 20 minuten zijn we weer op de Nederlandse bodem, terug in de werkelijkheid.

De grensverleggers