Ponferrada – Portomarín

6 september 2018

Ponferrada – Pieros 

Op FaceBook verschijnt vandaag Jo bij de herinneringen. Op zo’n moment gaan je gedachten naar onze kinderen, waarvan we er 3 nooit zien of spreken. Er gaat geen dag voorbij of ik ben in gedachten bij ze. Desondanks heeft het ontbreken van contact een plek gekregen. De hoop dat de verhoudingen ooit nog eens herstellen heb ik opgegeven. Temeer daar ik van binnen een niet te ontkennen boosheid voel. Zelf heb ik, net als An, mijn ouders tot de dood ons scheidde, ondanks alles, opgezocht en verzorgd. Het laatste gold vooral voor mijn moeder. Ik vind hun gedrag dan ook onvoorstelbaar. Ik kan er geen begrip voor opbrengen. Natuurlijk stel je jezelf de vraag hoe had ik dit kunnen voorkomen. Heb ik, hebben wij, hen verwaarloosd? Mijn antwoord is, zonder te aarzelen, neen. Natuurlijk zijn we kritisch. Ik vind dat onderdeel van de opvoeding. Ik heb ze altijd zelf laten kiezen, onder de mededeling dat ze zelf verantwoordelijk zijn. Wat drijft hun dan. Jaloezie, gebrek aan aandacht, het blijft gissen. Alleen zij kunnen die vraag beantwoorden. Mocht dat ooit nog gebeuren, dan ben ik nog niet snel te overtuigen. Hoe oprecht, hoe zuiver zou hun verklaring zijn? Dit nu is de camino, op zoek naar jezelf, verdraagzaamheid, begrip. Ja, je praat er open over, je luistert, je stelt je open op.

Om 7 uur lopen we de stad uit, bij het kasteel hangen nu ineens vlaggetjes! Langzaam wordt het licht, het is al druk op de Camino, nieuwe gezichten van mensen die, of sneller lopen dan wij, of net begonnen zijn aan de Camino. Binnen 3,5 uur drinken we 4 keer koffie. In Fuentes Nuevas eten we een Franse omelet en zien Griet uit Brussel weer, die nu samen oploopt met Elisabeth uit Oostenrijk. Ze maakt het goed. Vanaf Camponaraya lopen we weer tussen de druiven en langs kleine terreinen waarop van alles wordt verbouwd, zoals maïs en pompoenen. Het zijn kleine tuintjes, volkstuintjes zou ik zeggen Om 12 bereiken we Cacabelos en laten ons op een terras verwennen met gefrituurde aardappelschijfjes met knoflookmayonaise en kippenvleugeltjes. We zitten nog maar net of Griet en Elisabeth schuiven aan voor een biertje.

Zij overnachten hier vandaag in een nis van de Albergue Municipal, een tot albergue omgebouwde kerk. Wij lopen nog 2,1 km door naar Pieros, naar Albergue El Serbal y la Luna, een alternatieve albergue, vegetarisch, meditatie en zen. De albergue staat 50 meter van de weg af. Bij de afslag staat een huis waar peregrino’s tot rust kunnen komen en waar ze bedwantsen uitgassen. Na de ontmoeting met de Duitse tweeling en de vader van Anton, die door de bedwantsen te grazen zijn genomen, is onze vrees toegenomen en hebben we overal ‘jeuk’. Bij aankomst in de albergue moeten onze rugzakken vanwege bedswantsen preventief in een plastic zak. Merkwaardig dat de rugzak van An hier al uren staat zonder deze bescherming.

Na de douche gaan we buiten op het terras zitten. An krijgt een voetbadje voor haar pijnlijke voeten, maar loopt de beloofde voetmassage mis. De wijn uit de Bierzo, vergezeld met de druiven uit deze streek, is heerlijk. Eén van de vrijwilligers gaat liggend op een groot kussen op een gitaar tokkelen en daarbij neuriën. Met de andere gasten zitten we later aan tafel voor het vegetarisch 3-gangen diner met vooraf ei met paprika, couscous en toe een fruitsalade met yoghurt. Aan tafel, op de zenuw werkende, zelfbewuste mensen, die zich zelf erg interessant vinden en op de achtergrond zogenaamd rustgevende muziek. An, noch ik, voelen ons op ons gemak. An minder dan ik, ze raakt opgefokt en ergert zich aan de snoevers, de aanstellerij en de quasi ontspannen houding van de vrijwilligers.

7 september 2018

Pieros – Trabadelo 

Ondanks de ‘zen’ hebben we een slechte nacht, weinig geslapen, jeuk, regelmatig naar de wc en de snurker in het bed naast ons deed er ook geen goed aan. Het noodlot heeft toegeslagen. Het zit niet alleen meer tussen de oren, maar de bedwantsen hebben serieus ook An te pakken genomen. Op de gebruikelijke plekken waar ze toeslaan, benen, armen en nek, zijn ze in de aanval gegaan en hebben een pijnlijke spoor achter gelaten van jeukende bulten waarop blaasjes ontstaan. We smeren ze in met een crème die het jeuken zou moeten verminderen en spreken de hosteleros van de Zen-tent hierop aan en gaan om half 9 uiteindelijk op pad. We hebben de route wat ingekort, zodat er genoeg tijd is om onze spullen te wassen, als we aankomen.

De route is mooi vandaag, een sterk glooiend terrein met wijngaarden leidt ons naar Villafranca, een leuke stad vol monumenten, die doet denken aan een stad in de Ardennen. Op straat verkopen keutelboertjes hun eigen producten, kool, uien, paprika’s en aardappelen. In de gauwigheid tel ik één kasteel en wel tien kerken. We volgen de Rio Valcarce stroomopwaarts. Om half 2 checken we in Trabadelo in, we nemen een hotelkamer. En dan begint de jacht op de bedwantsen.

Op advies van Suzi, een Australische die met haar Spaanse echtgenoot de gelijknamige albergue runt waar Griet en Elisabeth vannacht slapen, wassen we onze slaapzakken, lakenzakken, handdoeken en kleren op 60°C.  De rugzakken, schoenen, sandalen en al wat niet gewassen kan worden, wordt ingespoten met insecticide, puur gif dus, en in gesloten plastic zakken 3 uur in de zon gezet om de bedwantsen te vernietigen. Wij zitten in onze geleende pyama’s, zonder ondergoed, in het restaurant van ons hotel aan het pelgrimsmenu, wachtend totdat de droger zijn werk heeft gedaan.  Niemand die daar vreemd van opkijkt. Op de Camino is eigenlijk niets vreemd. An zit er wel doorheen nu, haar voeten doen al weken pijn en daarbij de oprukkende bedwantsen, die verschrikkelijk jeuken, vergen teveel van haar. Hopelijk hebben we ze nu onder controle!

8 september 2018

Trabadelo – La Faba 

Na de grote schoonmaak, ‘kill the bugs and their eggs’, volgt vandaag een korte etappe naar La Faba. Bij Casa Suzi brengen we de pyama’s terug en weten bij de Albergue Municipal gelukkig nog koffie en toast met jam te scoren, want het barretje waar we wilden ontbijten bleek vandaag gesloten te zijn. La Faba ligt halverwege de pas naar O Cerbreiro. Het pad volgt de oude weg, die nu alleen nog door ‘locals’ gebruikt wordt. Het andere verkeer maakt gebruik van de snelweg, die op spectaculaire wijze is aangelegd met tunnels en viaducten. Vroeger gingen peregrino’s, zwaar verkeer en personenvervoer over de O Cerbreiro pas. Dat was niet leuk. Pas na 7,5 km drinken we koffie met een heerlijk stuk taart in Vega de Valcarce. Het is warm en we stijgen gestaag. De nieuwe autoweg ligt nu ver boven ons. In Las Herrerías stoppen we voor de lunch. De tocht door het dal van de Rio Valcarve is mooi. Het dal is groen, bebost en met groene weiden. Als we de weg verlaten, lijkt het of we er bijna zijn, de diverse albergues worden al aangekondigd. Maar niets is minder waar, nog zeker een uur moeten we zwoegen voordat we via een bospad, bezaaid met keien, uiteindelijk La Haba bereiken.

Casa El Arbol is gezellig, netjes en heeft slechts 12 bedden. We delen een 4-persoonskamer met Griet en Elisabeth. Als we met een biertje op het terras zitten betrekt de lucht. Het werd voorspeld, maar toch moeilijk je daarvan een voorstelling te maken als je onder een strakblauwe hemel loopt, met een spaarzaam wolkje.

Even later barst het onweer los, dat we vanaf het terras volgen. Grote regendruppels kletteren op de stenen, tafels en stoelen. Boven ons het donderen en het lichten. De regen gaat over in grote hagelstenen. Het koelt flink af. Later eten we á la carte, begeleid door keiharde reggae van Bob Marley en met de deur wijd open om andere mensen ook het restaurant in te lokken, waardoor het er koud is. Maar het eten is goed en het is gezellig.

9 september 2018

La Faba – Triacastela 

Vandaag staan er zo’n 25,5 km op het menu, waarbij we de Alto de San Roque (1270 meter) en de Alto de Poio (bijna 1350 meter) moeten beteugelen. Het is veruit de mooiste etappe tot nu toe. Elisabeth blijft achter in de Casa El Arbol, ze heeft een flinke verkoudheid te pakken en voelt zich verre van lekker. Om 7 uur, het is nog donker, beginnen we met Griet aan onze klim naar de Alto de San Roque. De zon komt op en een rode gloed verwarmt het land, de nevel hangt in de dalen, de bergen reiken naar de blauwe hemel. In Laguna de Castilla genieten we van ons welverdiend ontbijt en koffie. We nemen afscheid van de provincie León. Nog één keer kijken we om naar de bergketens, dan kijken we vooruit, richting Galicië, waarvan Santiago de Compostela de hoofdstad is. Het doel komt nu echt dichtbij. In O Cebreiro is het feest. Het pittoreske dorpje is één grote verzameling van kraampjes. In de kerk wordt de Heilige Mis opgedragen door een pastoor die duidelijk van het goede leven houdt. De pré Romaanse kerk is beeldschoon doch sober, er zijn geen banken, iedereen staat, of zit op de stenen trappen naast het koor. Opzij staat het beeld van de Zwarte Madonna. Ze is in processie door het dorp gedragen. Rondom haar staan rijen dik, in een vierkant, kaarsen te branden. Wij kopen ook een kaars, voor al onze vrienden en kennissen die worstelen met hun gezondheid, dan wel net gestorven zijn, zoals onverwacht een oud CUR-collega, die nog steeds actief was. Ik kan mijn tranen niet bedwingen en vlucht de kerk uit. Ik merk dat de camino meer en meer een plaats inneemt in mijn gevoelsleven. Het beeldschone landschap versterkt dat gevoel. Even buiten O Cebreiro kijken we uit op het groene Galicië. Beboste bergen en dalen, met groene weiden, waardoor riviertjes stromen. In de verte hoor je de koeienbellen rinkelen. Galicië lijkt welvarender dan León. De dorpjes zijn klein, maar de meeste huizen zijn bewoond en niet, zoals in de provincie León, vaak verlaten en vervallen. De straten liggen wel bezaaid met koeienstront. Het pad is prachtig aangelegd, met grint en goed onderhouden. De bewegwijzering is van betonnen paaltjes met daarop de bekende, in geel gestileerde schelp op een blauwe achtergrond en daaronder, op een koperen plaatje, de exacte afstand, drie cijfers achter de komma, naar Santiago. Over het pad komen veel mooi uitgedoste Spanjaarden ons vandaag tegemoet. Ze zijn te voet op weg naar het feest.  Op het platteland loopt jong en oud, zo wie zo vaker dan in de stad.

Op de pas Alto de San Roque staan we stil bij het beeld van de peregrino, die de storm trotseert. Vandaag is het mooi, kalm weer. De temperatuur komt nauwelijks boven de 20°C, een aangename temperatuur om te wandelen. Boven in de schaduw is het zelfs, vooral als je bezweet bent, koud. Omdat we de afgelopen dagen kortere etappes hebben gelopen en minder zwaar, waarbij we 500 á 600 meter stegen en 800 á 900 meter daalden, houd ik het tempo relatief hoog, door weinig rustpauzes in te lassen. Dit tot ergernis van An, die er door heen zit, dorst heeft en moe is. Ik ben bang dat teveel pauzes tot nog meer vermoeidheid en tegenzin leidt. Deze angst wordt ook ingegeven door de weersvoorspelling. Tussen 3 en 4 uur wordt regen voorspeld, gevolgd door onweer. Naarmate de tijd verstrijkt, raakt het meer bewolkt en hangen hier en daar ook enkele onheilspellende donkere wolken, maar regen en onweer blijft uit.

Na Alto de Poio volgt een lange afdaling. Vervelend, maar het pad blijft vlak, is mooi, stenig en de uitzichten zijn schitterend. We passeren in As Pasantes, een gehucht met middeleeuws karakter, de 100-jarige, immens brede kastanjeboom. Het pad, aan weerszijden omzoomd door bomen en struiken, loopt lekker, ondanks de vermoeidheid. Het voor vannacht gereserveerde Atrio Hostel blijkt een schitterend, modern onderkomen, van alle gemakken voorzien, voor slechts € 10,– p.p.

10 september 2018

Tricastela – Samos 

Met Griet spreken we af vandaag van de route af te wijken, waardoor we wel 7 km extra lopen, maar de alternatieve route zal ons over een prachtig pad leiden maar het klooster van Samos. De eerste kilometers lopen we op of net naast de weg. Minder leuk. Het is ruim 10 km naar Samos, die we in één ruk afleggen. We komen door het schilderachtige, maar verlaten en vervallen dorpje San Cristovo do Real. Hier geen koffie, en ook niet in het volgende dorp, Vigo do Real, maar gelukkig hebben we goed ontbeten.

In het dorp Lastres mogen we niet ‘wild poepen’. Het dorp bestaat uit slechts een paar huizen, waarvan de helft is dichtgetimmerd, en je wordt gewaarschuwd voor loslopende kippen. Elisabeth is ook weer op stap en houdt ons van haar vorderingen op de hoogte. Na San Martino, een dorpje van 2 huizen en een kerk, moeten we nog zo’n 2,5 km, eerst stijl omhoog waarbij we schitterend uitzicht hebben op Samos en het klooster en daarna stijl naar beneden het dorp in.

Omdat we zo vroeg aankomen, besluiten we, net als de Spanjaarden, eens uitgebreid te lunchen. Erg lekker, maar het eten ligt als een steen op de maag, en de wijn doet er ook geen goed aan Bij aankomst was de rugzak van An nog niet gearriveerd. Daar word je toch onrustig van, maar bij het voorgerecht werd de rugzak keurig afgeleverd. Het klooster is gebouwd in de 6e eeuw en is één van de grootste kloosters in de wereld. Het heeft twee binnentuinen, één kerk, talrijke kamers, een apotheek, een bibliotheek, een vervallen moestuin en een boomgaard, en dat allemaal voor nog maar 5 monniken. We krijgen een rondleiding, in het Spaans.

De rust, die een klooster van binnen uitstraalt, overweldigd mij. Ik zou me best voor enige tijd hier willen terugtrekken voor studie, om te lezen of op een andere manier actief te zijn. Rust, eenvoud en schoonheid. Prachtig. Om half 8 gaan we naar de mis, verzorgd door de 5 monniken, variërend in de leeftijd van 20 tot 92 jaar. De mis valt tegen, geen Vespers, waarna de 5 monniken het licht uitdoen en de kerk verlaten; 5 minuten later gaat de deur dicht. Jammer dat je niet meer achter de gordijnen mag kijken. We eten nog een heerlijke tomatensalade met zachte kaas en haasten ons terug naar de Albergue, waar stipt om 10 uur het licht wordt uitgedraaid, dat om 6 uur ’s ochtends weer aangaat. Je hebt dan een uur de tijd om te vertrekken.

11 september 2018

Samos – Barbadelo

Om 6 uur gaat het licht op zaal aan en komt iedereen in beweging; om 7 uur moet je weg zijn, want de hospitaleros moeten schoonmaken en om half 10 met de monniken ontbijten. De tocht door de bergen is schitterend. Het is fris, je loopt in de schaduw, door fantastische natuur. Het pad volgt de rivier en gaat op en neer.

Het pad is 11 km en na 8 km duikt ineens, als een geschenk uit de hemel, een bar op, gloednieuw, één maand oud en fraai vormgegeven. Intens tevreden verlaten we, na ons tegoed te hebben gedaan aan de voortreffelijke bocadillo con queso y café solo, het etablissement, dat nog uitgebreid gaat worden met een albergue. Uiteindelijk komen we ter hoogte van Perros weer terecht op de druk belopen Camino en worden meegezogen door de menigte. In Sarria halen we een stempel bij de Informacion; vanaf hier moeten we 2 stempels per dag scoren om in Santiago ons ‘pelgrimdiploma’ te krijgen. Trappen leiden ons naar het oude, knusse centrum van de stad. Een flinke aanslag op de spieren, en vanaf het terras boven bij de trappen zien we menig Peregrino zwetend omhoog komen.

We beginnen aan de laatste 4 km naar Barbadelo en als we omhoog lopen, langs de oude eiken, komt Griet, met wie we vanmorgen uit Samos vertrokken, ons hollend tegemoet. Ze moet terug naar Sarria om insecticide te kopen, om die spullen, die niet gewassen kunnen worden, te ontsmetten. Vannacht is zij te grazen genomen door bedwantsen, in haar gezicht, armen en benen.

Ze wast haar kleding en behandelt de rest met insecticide in een afgesloten, plastic zak, die onafgebroken 3 uur in de zon staat. De schrik zit er goed in. Hoe dichter we bij Santiago komen, des te vaker slaan ze toe. Je kunt wassen wat je wilt, insecticide spuiten wat je wilt, zo zijn ze weg en zo zijn ze er weer. Hoe komen we heelhuids in Santiago en thuis? Het einde nadert. Een kamer in Santiago is al geboekt voor 2 nachten. Het hostel, 10 km vóór Santiago waar we tussen 10 en 11 uur willen aankomen om naar de pelgrimsmis van 12 uur te kunnen, ook, net als de albergue voor morgenavond. Morgen passeren we het 100 km punt. Tijd voor reflectie, want vandaar brengen je voeten je vanzelf naar Santiago. Albergue Barbadelo is prima, de kamer ook, schoon, netjes ingericht, maar benauwd. Het eten is voortreffelijk en erg gezellig. Het terras is levendig. Alle tafels zijn bezet en aan alle tafels wordt druk gepraat. We maken kennis met Josefien, uit Antwerpen.

12 september 2018

Barbadelo – Portomarín 

Het einde nadert. Nog minder dan 100 km, onvoorstelbaar. Wat begon als een wandeling van één dag door Nederland, is uitgegroeid tot wandelvakanties van 2, 3 dagen, tot 1, 2 of 3 weken en geëindigd in een heuse Camino, een tocht met anderen, met wie je lief en leed deelt. Na het ontbijt gaan we om half 8 op pad. De zon komt langzaam op. Josefien loopt met ons op. In een grote stroom peregrino’s stomen we op naar ons einddoel.

Ongelooflijk hoeveel mensen er op pad zijn. Veel zijn pas gestart in Sarria. De vouw zit bij hen nog in de broek. De lipjes keurig gestift. Ze hebben nog geen ‘peregrino benen’. Het landschap doet mij aan Engeland denken, verkavelde weiden, afgescheiden door stenen muurtjes, afgewisseld met geriefhout bosjes. We lopen door boerengehuchten. Aan de kant van de weg ligt een herder te slapen, zijn hond bewaakt de kudde. We lopen door eiken- en naaldbossen. Uiteindelijk doemt Portomarín voor ons op, het stuwmeer van Belesar ligt links van ons, de stad rechts.

Via een steile afdaling over een smal pad lopen we naar de brug over het stuwmeer, waarin voor de tijd van het jaar weinig water staat en via een steile trap naar het plein met de kerk van San Nicolás. Onze Albergue voor vannacht, Porto Santiago, is daar niet ver vandaan, is proper en heeft een prettige binnentuin.

 

Na een heerlijke douche en het wassen van onze kleding is het tijd voor ontspanning. Vanavond gaan we afscheid nemen van Griet, zij zal wat langere etappes gaan ‘stappen’ om zondag in Santiago aan te komen; wij verwachten daar dinsdag aan te komen; Josefien ‘stapt’ in ieder geval morgen weer met ons op.

Portomarín – Santiago de Compostela