León – Ponferrada

31 augustus 2018

León – Valverde de la Virgen 

Slapen onder een schone lakens, grote witte handdoeken, ’s middags en ’s ochtends douchen, ongestoord naar de wc. Dat zijn de geneugten van een echte hotelkamer. Om 9 uur staan we op ons gemak op, pakken onze rugzakken in en ontbijten voor de kathedraal. Om half 11 gaan we op pad, 11,5 km vandaag. Langs de kathedraal lopen we de stad uit, de Rio de Bernesga en de spoorlijn over, en een industriegebied in een voorstad van León naar La Virgen del Camino. Op zich niet zo vervelend, want we lopen constant in de schaduw. Op het eerste het beste terras laten we ons neervallen voor ijskoude drankjes en wentelteefjes.

De schitterende, aan het begin van de jaren 60 van de vorige eeuw gebouwde, omstreden kerk, met ervoor een bronzen kunstwerk van Josep María Subirachs dat de maagd Maria en de 12 apostelen voorstelt, is het hoogtepunt van vandaag. We kunnen nu kiezen voor de Camino Francés, langs de N-120, of de Alternativo, door de velden en dus zonder lawaai, maar wel wat langer. Geen moeilijke keuze voor ons, we nemen gewoon de Camino Francés. We zien we nauwelijks andere peregrino’s. Vermoedelijk lopen ze voor ons of zijn ze blijven hangen in León, zoals ook Carl & Ulla. Onderweg wordt je doorlopend gegroet met ‘Buen Camino’, niet alleen door de lopende of fietsende peregrino’s, maar eigenlijk door bijna alle Spanjaarden die we tegenkomen. Dat voelt goed.

Aan het begin van de middag bereiken we La Casa del Camino in Valverde de la Virgin, een oase op onze tocht. De albergue is een particuliere. Een mooie slaapzaal, keurige douches en toiletten en in de tuin hangmatten, ligbedden en een piepklein zwembadje. Het is hier aangenaam vertoeven. Om 7 uur eten we met zijn vieren, een Spanjaard die tegen 7 uur ’s avonds arriveert, en Paul uit Emmeloord. Meer gasten zijn er niet.

1 september 2018

Valverde de la Virgin – Puente y Hospital de Órbigo 

De páramo langs de N-120, waarover voortdurend verkeer raast, is saai en afstompend. De maximum snelheid op de N-120 is 100 km/uur. In de dorpskernen 60 km/uur. De evenwijdig daaraan gelegen tolweg is leeg. Ze rijden als gekken. Het eerste dorp, waar we volgens ons boekje koffie kunnen drinken, is Villadangos del Páramo, bijna 8,4 km verder.

Helaas is er in dit dorp geen bar te bekennen en krijgen we pas 4,5 km verder, in San Martín del Camino, koffie en een broodje. De laatste 7,8 km zijn warm, alhoewel het pad soms wat schaduw biedt. Opnieuw zien we vandaag woningen in de grond, dan wel bedekt met aarde. In de wand zitten de toegang, soms enkele meters lager. Een enkele is nog bewoond. De meeste zijn vervallen of afgesloten. Lijken mij ideale wijnkelders. Een ander opvallend detail zijn de nesten op de kerktorens van de ooievaars. Tot nu toe heb ik slechts één bewoond nest gezien. De binnenkomst van Puente y Hospital de Órbigo is verpletterend. De oude kerk met de ooievaarsnesten gaan we voorbij en lopen via sprookjesachtig mooie brug over de Rio de Órbigo het stadje in. In de Órbigo wordt gevist op forel. De brug is beroemd om het gevecht van Don Suero de Quiñones en zijn adjudanten uit León, 30 dagen achtereen met elke ridder die over de brug wilde; het gevecht eindigde met een gezamenlijke pelgrimage naar Santiago. We schrijven 1434. Het verhaal is net zo sprookjesachtig als de brug zelf. We nemen onze intrek in de parochiale albergue, gerund door Hongaarse vrijwilligers.

We besluiten een 2-persoonskamer te nemen. Vóór ons is namelijk een grote groep Zuid-Koreanen aangekomen, die alle beneden bedden op zaal in beslag hebben genomen en we hebben niet zoveel zin daar tussen te gaan liggen. De krasse zeventigers, mannen en vrouwen, kennen elkaar vanaf de middelbare school. De binnenplaats, met veel planten en een oorspronkelijke stenen vloer, is lieflijk. An heeft nu pijn aan beide voeten. We besluiten voor € 5,– haar rugzak per koerier te laten bezorgen in de volgende albergue. Dat blijkt een goede zet! Om 8 uur worden we uitgenodigd voor de Heilige Mis in de naastgelegen kerk met aansluitend om 9 uur een samenkomst met de priester en mede-peregrino’s, om gedachten uit te wisselen. Deze beker laten we aan ons voorbij gaan.

2 september 2018

Puenta y Haspital de Órbigo – Astorga 

An heeft geslapen als een roos van even na 9 ‘s avonds uur tot 6 uur ‘s ochtends. We ontbijten in de albergue, yoghurt met fruit en gaan op pad als de zon opkomt. Het landschap kleurt oranje. Links en rechts landbouwgronden, loof- en naaldbossen en zelfs een vennetje. Over de velden struinen jagers. Van tijd tot tijd hoor je een knal die weergalmt in de bergen. We stijgen voortdurend. Achter ons de uitgestrekte hoogvlakte, voor ons in de verte de bergen van León. De dorpen lijken uitgestorven. Het is zondag. Pas in het 2e dorp is een bar open, waar we op adem komen en nieuwe energie tanken.

De 2 Duitse dames, met wie we ook al bijna 14 dagen oplopen, zitten al aan de bar. Voor hen is dit de laatste etappe, morgen nemen zij de bus naar Madrid en overmorgen het vliegtuig naar München. Zonder rugzak is het makkelijker, maar pijnvrij is An allerminst. De ‘stenige’ wegen geven de meeste hinder. De etappe is kort en Astorga doemt op. We zien de kathedraal liggen. We laten het platteland, dat middels een vernuftig irrigatiesysteem wordt bevloeid, achter ons. Het is verbazingwekkend hoeveel en hoe snel het water door de kanalen stroomt. Knap ontworpen!

Via een merkwaardige brug over het spoor bereiken we de stad. Plots staan we voor de Albergue Siervas de Maria. Zal de rugzak zijn bezorgd? Onderweg hebben we de Zuid-Koreanen gepasseerd. Ze waren in de schaduw neergestreken om hun voeten te verzorgen. Eén voor één zijn ze goed warm aangekleed. Ook zij zijn in onze Albergue. De vrouwen doen, zoals iedere dag, de was en koken met zijn allen een uitgebreide maaltijd. Ze vertrekken vermoedelijk in alle vroegte. Ik zou ze wel eens willen zien lopen in het donker met hun lampjes op hun voorhoofd. Anton, met zijn 7 maanden de jongste peregrino, is hier ook vannacht. Zo komt alles weer samen. Inderdaad, want als we ’s avonds besluiten toch maar te blijven eten op het terras waar we voor een drankje zijn neergestreken, doemen Carl & Ulla op, die aanschuiven en gezellig mee eten.

Maar eerst bezochten we de kathedraal. Van grote afstand vond ik de 2 torens niet bijpassend, maar dichterbij was het geheel mooier dan gedacht. Het beeldhouwwerk in het voorportaal is prachtig. De beelden zijn goed geconserveerd. De kerk zelf is binnen ook mooi, vooral het barokke altaarstuk en enkele kapellen. Merkwaardig is dat de vloer van hout is. De audiotour bracht daaromtrent geen opheldering. Naast de kathedraal staat het bisschoppelijk paleis, een plaatje, zo uit de Efteling. Astorga is ommuurd en vanaf de muur heb je mooi uitzicht, net als vanuit het raam van onze kamer.

3 september 2018

Astorga – El Ganso 

Na passage van de A6 volgen de beboste uitlopers van de bergen van León. We winnen steeds meer hoogte. Niet alleen het landschap is aangenaam om doorheen te lopen, het weer werkt ook mee. Het is bewolkt, geen zon en de temperatuur blijft laag. Ten zuiden van ons pakken donkere wolken zich samen. In de verte regent het. Op enkele druppels na blijven wij gespaard  De dorpjes waar we doorheen lopen zijn klein en leven van de peregrino’s.

Net buiten Valdeviejas bekijken we nog het liefelijke kerkje, wat van binnen een afknapper is. Wij boeken in bij de Albergue Gabino, een verrassend mooie albergue, verscholen achter een oude gevel, met schone lakens en een dekbed. We zijn de 2e en 3e gast. Eén andere peregrino met zere voeten ligt al op bed. Ik dacht dat het stil zou blijven, maar geleidelijk stroomt de albergue toch vol. Veel peregrino’s koken zelf, pasta., dag in dag uit. Wij genieten dagelijks van een pelgrimsmenu, dat bestaat uit 3 gangen met brood en wijn. Lekker en voedzaam. Het is per slot van rekening vakantie. In het dorpje valt niets te beleven. Twee albergues, één bar die om 8 uur ’s avonds sluit, één te duur winkeltje en één restaurant van dubieuze kwaliteit. We gaan vroeg naar bed. Het merendeel van de mensen slaapt al. Buiten regent en onweert het.

4 september 2018

El Ganso – El Acebo 

An heeft slecht geslapen, lastig want ons wacht een zwarte etappe. Vandaag lopen we door en over de Montes de León. Het is fris als we vertrekken. De eerste 7 km lopen licht omhoog. In Rabanal bereiken we de voet van de bergen. We moeten stijgen tot boven de 1500 meter. Rabanal ligt iets boven de 1100 meter. In Rabanal passeren we een huisje dat die nacht is ontploft. Het dak is beschadigd en de voormuur staat los van het achterhuis. Er was brand geweest. Raadselachtig. Door de lage temperatuur en de geleidelijke stijging loopt het lekker.

In Foncebadon verwennen we de inwendige mens. Achter ons ligt in het dal zichtbaar Astorga, voor ons, onzichtbaar, nog 233,5 km te gaan, Santiago de Compostela. Foncebadon is een gehucht, dat sinds de groei van het aantal peregrino’s zich ontwikkelt als een enclave op weg naar La Cruz de Fierro. De verlaten huizen worden één voor één opgeknapt. La Cruz de Fierro is een klein ijzeren kruis op een lange, naar de hemel rijkende houten paal. De paal is bedolven onder een berg stenen met persoonlijke boodschappen. Ook wij hebben ook een beschilderde steen uit Holland meegenomen. Het passeren van La Cruz de Fierro is één van de hoogtepunten op de camino. Na vandaag twijfel ik eraan, ik was in ieder geval niet onder de indruk.

We dalen af naar Manjarín, een kleine verzameling ruïnes, bewoond door zonderlingen. We bestellen een blikje tonic en fanta , gekoeld dat wel, maar verroest door de tijd. In één woord: ranzig. Bij de deur staat, dacht ik even, Patti Smith, maar deze is tandeloos en luidt bij elke bezoeker de bel. We moeten opnieuw stijgen naar meer dan 1500 meter, naar de Collado de las Antenas. Het duurt langer dan gedacht. In de verte zien we een zendmast, ver weg, die we uiteindelijk ook passeren. Het is afzien, maar de omgeving vergoed veel. De hellingen zijn bebost en de hei staat volop in bloei. De windmolens op de bergen zijn niet eens storend. De meesten staan trouwens stil. Geen wind, maar de weersvoorspelling is niet goed, er komt regen en onweer Na de Colladode las Antenas gaat het pad over keien en leisteen steil naar beneden. Hard werken dus en slecht voor mijn knieën. Alles doet pijn.

Lang blijft El Acebo onzichtbaar. Maar uiteindelijk komt aan alles een eind, dus ook hieraan en dodelijk vermoeid boeken we een kamer in Albergue El Acebo en laten ons het bier en de wijn goed smaken voordat we gaan douchen. Na de douche val ik als een blok in slaap. De Zuid-Koreanen zijn er ook; de vrouwen doen ook nu weer de was, die wordt gedroogd op de slaapzaal, aan lijntjes gespannen tussen de bedden. Dit keer eten ze in de eetzaal. Blijkbaar heeft deze Albergue geen keuken. Het is gezellig druk in de eetzaal. De bediening is aardig en het eten lekker. Na het eten maken we nog een ommetje. De huizen in dit lieflijke dorpje hebben leuke houten balkons. Grappig om te zien., een beetje á la Anton Pieck.

5 september 2018

El Acebo – Ponferrada 

Het onweer is losgebarsten. Het bliksemt en dondert. Even later komt de regen met bakken uit de hemel. Het hagelt zelfs even. De weersvoorspelling belooft ook niet veel goeds, de hele dag kans op regen. Veel peregrino’s besluiten een taxi te nemen naar Ponferrada. Wij halen onze regenjassen uit de tas en lopen naar de gloednieuwe Albergue Casa del Peregrino voor een heerlijk ontbijtbuffet. Om half 10 vertrekken we uiteindelijk, het regent wel, maar niet hard. Via de LE142 lopen we naar Riego de Ambrós, waar we in een lieflijk kerkje een kaarsje opsteken, maar waar geen bar is, dus geen koffie.

Via glibberige paden met keien en leistenen dalen en stijgen we langzaam af naar Molinaseca. In het dorp zijn de mensen druk in de weer om met emmers de ondergelopen huizen leeg te hozen. Op een terras drinken we koffie, koude limonade en eten een broodje met de altijd opgeruimde Elisabeth uit Oostenrijk, die 1 jaar betaald sabbatical heeft en vanaf Saint-Jean-Pied-de-Port de Camino loopt. De bediening is chagrijnig. We beginnen aan de laatste 8 km’s voor vandaag. Het uitzicht, met de omhoog trekkende wolken, is mooi. In de verte ligt Ponferrada, een uit de kluiten gegroeide provinciestad, met een mooi toeristisch centrum, een kasteel, een poort en enkele kerken, waarvoor de doorsnee peregrino waarschijnlijk weinig oog heeft.

An haar rugzak is keurig op tijd bezorgd in de Albergue San Nicolás de Flüe. We delen een kamer voor 4 met een Braziliaans echtpaar. Ook de Zuid-Koreanen zijn ingecheckt en de Duitse tweeling.

De tweeling staat altijd heel vroeg op, vertrekt vroeg en komt vroeg aan. Onderweg rusten ze regelmatig. In El Acebo wachtte hun een dubbele verrassing, zo vertellen ze. De blonde was bij aankomst in El Acebo even gaan liggen, in slaap gevallen en flink gebeten door de bedwantsen. Een vreselijk gezicht en het jeukt! De tweede verrassing was het onweer. Zoals gezegd vertrekken ze vroeg. Net voordat het onweer losbarstte. Ze waren onderweg toen ze de volle laag kregen. Ze waren doornat. Blijkbaar kijken ze voordat ze vertrekken niet naar het weerbericht, want het was onverantwoord om op dit moment op de berg te verkeren. We besluiten de was te doen en worden daarbij geholpen door één van de 6 vrijwilligers hier. Het is vreselijk druk en ze hebben hun handen vol. Tot laat in de avond stroomt de 204 bedden tellende albergue vol. Het is erg lawaaierig. Er wordt druk gepraat, gelachen en zelfs mondharmonica gespeeld. In de keuken verdringen de peregrino’s elkaar bij het bereiden van de traditionele pasta. Wij genieten van het heerlijkste pelgrimsmenu op deze pelgrimage tot nu toe. Om 9 uur gaan we met de kippen en de Brazilianen op stok. Ondanks de kakofonie van geluid buiten val ik voldaan in slaap.

Ponferrada – Portomarín