Sainte-Foy-la-Grande – Roncevaux

26 augustus 2017

Schiedam – Sainte-Foy-la-Grande 

Je stapt ’s ochtends om 2 minuten voor 11 in Rotterdam CS op de Thalys en je bent om half 7 ’s avonds in Sainte-Foy-la-Grande, in Zuid-Frankrijk ter hoogte van Bordeaux, de plaats waar we vorig jaar zijn geëindigd.

In Parijs moeten we van Gare du Nord naar Gare Montparnasse, met metrolijn 4. Helaas rijdt de metro niet, een bommelding. De lege metro staat stil op het station. Het wemelt van de zwaar bewapende politie, met kogelvrije vesten en uzi’s in de aanslag. Onverrichterzake keren we om. Dan maar via een omweg, in plaats van rechtstreeks, naar Gare Montparnasse. Voor de TGV naar Bordeaux zijn we keurig op tijd. Van Bordeaux moeten we het laatste stuk met de boemel. We hebben een kamer geboekt in het aan het ziekenhuis verbonden pelgrimshuis, voor de lieve som van    € 5,– p.p. per nacht, inclusief het ontbijt. We worden al verwacht.

Na het inchecken gaan we borrelen en eten in Le Pub. Ik veeg heet zweet van mijn voorhoofd, het is 30°C. Morgenochtend begint de pelgrimage met 21,7 km n aar Pellegrue, we hebben er zin in.

27 augustus 2017

Sainte-Foy-la-Grande – Pellegrue 

Jemig, wat een nacht, wat een hitte. Het zweet gutst van mijn lijf. Pas tegen de ochtend trek ik de lakenzak aan. Ik word lek gestoken door de muggen en ga met de spuitbus de strijd met ze aan. Ik kom helaas niet helemaal als overwinnaar uit de strijd.  Om kwart over 7 sta ik op, té laat, maar ja. We douchen en ontbijten met oud stokbrood, eigengemaakte meloenjam en koffie. Net na half 9 gaan we op stap. De zon gaat nog schuil achter sluierbewolking, maar later ongegeneerd op onze hoofden te branden. Het terrein in heuvelachtig. De weg gaat op en neer en loopt voortdurend langs wijngaarden. Aan de stokken hangen de diepblauwe druiventrossen. Ze zijn rijp en lekker. Sommige, aan de rand, zijn zo blootgesteld aan de zon dat het inmiddels krenten zijn. Op het platteland is het doodstil. Je bent alleen met je gedachten, alleen is het zo warm dat je hoofd kookt, zelfs overkookt. Af en toe moeten we stoppen om in de schaduw af te koelen en op temperatuur te komen. Sainte-Foy-la-Grande lopen we uit langs departementale wegen, waarop het verkeer voorbij raast. Bij Pont-de-la-Beauze lopen we het platteland op. Spreuken van grote dichters begeleiden ons.

Bij de kerk van Appelles pikken we nog een staartje van de dienst mee. De klok beiert over het land, als we ons van de kapel verwijderen. Het wordt steeds warmer. Het lopen valt ons zwaar, 21,3 km en een beetje. We hebben niet genoeg water bij ons. Van half 1 tot bijna 2 uur liggen we in de schaduw, in een greppel langs de kant van de weg, uit te puffen.

In Pellegrue wacht ons een ijskoude douche, alles is er gesloten. Tegen 6 uur gaat een kleine bar open. In de bar is het al snel druk en gezellig voor Franse begrippen. Allemaal fans van Girondins Bordeaux, dat is onmiskenbaar. Iedereen rookt binnen. Ze hebben hun eigen wetgeving, couleur locale. We borrelen met twee Franse pèlerins, een moeder en haar zoon die nu in Canada woont. Op onze kamer eten we doperwten uit blik, aardappelpuree met crème fraiche uit een zakje, magere Unox worst en koffie toe.

Buiten regent het. We waren gelukkig net voor het onweer binnen. De regen frist op. We slapen met 5 mensen in de gemeentelijke herberg. Wij, de twee Fransen met wie we geborreld hebben, en een tandeloze Spanjaard, die of doodstil aan tafel zit, of op zijn rug op bed ligt onder een paars dekentje. Zijn rugzak staat onuitgepakt bij zijn bed, zijn schoenen daarnaast. Eergisteren is hij aangekomen. Gisteren sliepen we met een Fransoos die door zijn familie was verstoten en door de kerk een kamer had gekregen in het pelgrimshuis. Hij was een beetje simpel, net als de Spanjaard vannacht.

28 augustus 2017

Pellegrue – Saint-Ferme 

Een korte etappe, na de aanslag op onze conditie gisteren. Minder dan 8 km, door glooiend land. Gelukkig vandaag meer schaduw en bos dan gisteren, maar opnieuw is het bloedheet. We staan op ons dooie gemak op, kopen een stokbrood dat we opeten met geitenkaas en smeerworst en drinken koffie en thee. Goed uitgerust gaan we om half 11 op pad, lopen langs de kerk uit de 13e eeuw en zijn al snel op het platteland. Op de verharde paden worden de automobilisten gewaarschuwd voor pèlerins, ze mogen niet harder rijden dan 70 km. De jacht is verboden. In het bos zijn we de prooi van muggen, in het veld van steekvliegen.

Na bijna twee uur komen we aan in het slapende dorpje Saint-Ferme. Het pelgrimsonderkomen van het Associatif de la voie de Vézelay, heeft 6 slaapplaatsen en twee vrijwilligers die de boel bestieren. Van juni t/m september zorgen vrijwilligers voor de pèlerins, iedere keer voor een periode van twee weken, waarna ze naar het volgende huis gaan. Annette schenkt ons water in met een smaakje (siroop) en koffie. Na de koffie krijgen we een glas rosé. Zij bewaakt de koelkast, die verboden terrein is voor de pèlerins. Ze bakt een taart met pruimen en kookt coq-au-vin in een grote gietijzeren pan. Jean-Jacques is het morsige, slecht geschoren hulpje met fenomenale neusharen.

’s Avonds tovert Annette, zonder zich daarvoor te zeer te moeten inspannen, een 5-gangen maaltijd op tafel. Jean-Jacques schenkt de rosé bij het voorgerecht en de rode wijn bij de coq-au-vin. Na afloop van dit culinaire hoogstandje brengen we met een lokale gids een bezoek aan de kerk. Om half 10 gaat het licht uit. Morgen vroeg op, om 6 uur loopt de wekker af.

29 augustus 2017

Saint-Ferme – Pondaurat 

Waar zijn we nu beland! We logeren vannacht bij Nicole en haar familie. Haar man was vroeger houtbewerker. Via zijn werkplaats moet je het huis in. Nicole wijst ons het toilet en de douche. We slapen boven. Daar zijn 3 kamers voor pèlerins, we mogen zelf kiezen waar we slapen. Haar zoon Christof heeft een lichte vorm van het Downsyndroom. Haar 14-jarige kleindochter lijkt ook niet al te snugger, zij kijkt kinderprogramma’s op tv, zittend in een invalidestoel bezaaid met kussens, en maakt af en toe een dansje. Ze heeft een flinke inkijk! Nicole praat aan één stuk door en rent van hot naar her.

Wij zitten buiten, overdekt, aan een grote tafel van 2 schragen, aan het water, de wijn en de druiven. Het schemert als we vertrekken. De 2 vrijwilligers zwaaien ons uit. We stappen flink door. Het is lekker fris. De zon gaat nog schuil achter de wolken. Links en rechts zonnebloemen, ze staan als geknakte soldaten in het veld, omgekomen van de dorst. Zij hebben de slag verloren. De maïs is ook bijna geel, de oogst kan beginnen. We houden het tempo hoog, mogelijk daarom lopen we vlak voor Bigot fout, we missen een aanduiding en lopen een fors eind om, of liever gezegd, we maken een extra slinger.

We besluiten een stukje af te snijden door via de D229 naar La Réole te lopen, maar al snel keren we terug, er is teveel verkeer dat voorbij raast. Tegen half 2 lopen we La Réole in, drinken een tapbiertje op een terras, kopen shampoo, zoeken tevergeefs naar plastic mokken en vleien ons uiteindelijk neer voor de kerk, waar we om 4 uur worden opgehaald.

Even voor 4 uur komt een oude Peugeot 208 aanrijden met achter het stuur een tandeloos, innemend, druk bewegend vrouwtje, Nicole, die ons via de lokale kerk naar haar huis brengt. De kamer is mukkig, de douche is verfrissend en de warande, waar we met een karaf Bordeaux van de buurman worden geparkeerd, is groots. Michel, haar man en vroeger meubelmaker, schuift aan. We krijgen een boerse maaltijd voorgeschoteld met soep vooraf, pizza, croque monsieur à la Nicole, meloen met ham, koude fricandeau, aardappelschotel met peen, kaas en pudding toe.

30 augustus 2017

Pondaurat – Brouqueyran 

Een mooie, korte etappe. Een enkele wijngaard, veel bos, akkers en weiden. Fraaie vergezichten. Laaghangende bewolking, maar als de zon doorkomt, loopt de temperatuur weer flink op. Vlak voor ons vertrek regent het. We nemen afscheid van Nicole en moet haar beloven een kaartje te sturen, als we ooit aankomen in Santiago. Ze geeft ons een papiertje met haar adres. We stijgen en dalen en voelen onze spieren bij elke stap en dan hebben we het nog niet eens over An’s voet, waarop twee giga blaren zitten. Maar na de lange pauze in Auros, met koffie en zalig gebak, voelen we ons weer herboren. Vlot bereiken we Brouqueyran.

In het bos worden we gewaarschuwd voor Palombiere en passeren we allerlei hutten en lok-instrumenten. Ook zien we hoe hazelnoten worden geoogst. Tegen 2 uur zijn we bij Château du Mirail, een oude pelgrimsopvang uit de middeleeuwen. Verarmde adel? Charlotte, de freule, laat ons op onze kamer. We zijn te vroeg, veel te vroeg roept haar man geïrriteerd. Pas om 7 uur mogen we van onze kamer af. Het diner is om half 8. We zijn niet alleen, naast ons in de kamer zit een onzichtbare, eenzame pèlerine, die we af en toe horen schuifelen. Onze kamer is groot met een romantisch ledikant, een kinderbedje, een wieg, 2 kasten en een zitje, waarvan de zittingen en leuningen hun beste tijd wel gehad hebben. Buiten is een tennisbaan en een zwembad, maar dat is verboden terrein. Na de verkwikkende douche luieren we op onze kamer met een muziekje erbij. We werken het dagboek bij, Facebook en beantwoorden de mail. We hebben WiFi. Vanuit het Château hebben we een adembenemend mooi uitzicht op de vallei en het meer beneden ons. De locatie is fantastisch.

Freule Charlotte laat ons via onze buurvrouw weten dat het diner niet om half 8 maar om 7 uur geserveerd wordt. Beneden vangt ze ons op. Ze laat ons de mooi gerestaureerde kapel, met zinnenprikkelende glas-in-lood-ramen, zien. De houten kansel is gerestaureerd, de schilderijen en muurschilderingen schoongemaakt, de muren en het plafond opnieuw gepleisterd, voor zover niet beschilderd. Tijdens het eten ontmoeten we ook kasteelheer Jacques, een tanige oude man met stoppelbaard. Hij zou eerst niet deelnemen aan de maaltijd, maar knorrig en in zich zelf gekeerd schuift hij toch aan. Hij werkt drie borden witte rijst met maggi naar binnen en prijst de freule voor haar voortreffelijke kookkunst. Hij zal toch honger gehad hebben. Na het diner maken we een wandeling door de kasteeltuin en bezoeken de kerk, om daarna in het romantische bed te duiken.

31 augustus 2017

Brouqueyran – Bazas 

Vanmorgen is het feest aan de ontbijttafel, ‘La vache qui rit’ en gebakken ei; Charlotte heeft zichzelf overtroffen, ze is in een goede bui. Jacques is op het land, waar we hem later tegen een knecht te keer horen gaan. Na het afscheid lopen we naar het meer onder ons. Er wordt volop gevist. Jagen zit de Fransman in het bloed. Gisteren en ook vandaag zien we in het bos complexen, van waaruit van 1 oktober tot 15 november op houtduiven wordt gejaagd. Stuk voor stuk zijn ze goed onderhouden. Ze omvatten een gangenstelsel van tientallen meters, volledig ingericht met keuken, toilet en douche, waar de jagers met hun lokvogels verblijven. Sommige complexen zijn zelfs voorzien van de modernste elektronica. De etappe van vandaag is korter dan die van gisteren en loopt door een nog mooier en afwisselender gebied. Het is een genot hier doorheen te mogen wandelen, het verveelt geen moment. De temperatuur is aangenaam, bijna 10°C lager dan gisteren.

We zien hoe een houtvester een spar, met een doorsnede van een halve meter, velt. Op gepaste afstand kijken we toe. Als we Bazas inlopen staan we onverwacht oog in oog met Château St.Vincent. Onze droom spat uiteen als we niet in het kasteel, maar in de gîte, het bijgebouw achter het Château, blijken te slapen. We hebben een dortoir met 9 bedden, helemaal voor onszelf. Eén grote zaal, slecht verlicht met alleen 2 kleine lampjes, maar we slapen prima.

Op het plein voor de kathedraal lunchen we op zijn Frans met een heerlijk flesje rosé en koffie toe. Daarna dwalen we door Bazas, bezoeken de kathedraal, die van buiten mooier en imposanter is dan van binnen, en de tuin van waaruit je mooi uitzicht hebt op het dal.

Het aantal blaren van An neemt met de dag toe. Ze heeft er nu 3. De laatste is echt heel goot. We kopen een nieuwe voorraad blarenpleisters. Terug in ons ‘nepkasteel’ lezen we wat en werken we het dagboek bij,  om daarna weer uit eten te gaan, het is tenslotte vakantie.

1 september 2017

Bazas – Captieux

Half 8 ontbijt in het kasteel zelf. De tafel is gedekt voor 10 personen. Monsieur en Mme Dumortier eten zelf mee, evenals twee Duitse dames, Hiltrud en Anke. De andere vier gasten laten zich nog niet zien, té vroeg waarschijnlijk. Op de fiets heeft Monsieur vers stokbrood gehaald. Voor dit eenvoudige onderkomen betalen we, inclusief ontbijt, de lieve som van € 51,–. Ja, een kasteel is duur. We hebben moeite op gang te komen. Om kwart voor 9 zijn we eindelijk op pad. An heeft haar ‘jezus sandalen’ aan, want haar schoenen passen niet meer vanwege de blaren. We houden het tempo hoog. Al snel belanden we in het bos en lopen, naar wat later blijkt, over een oude spoorbaan. De rails zijn waarschijnlijk jaren terug al als oud ijzer verkocht. Tot drie keer toe stuiten we op een bord ‘Danger-Interdite de traverser’ en moeten we van het pad af; rechtdoor is verboden, niet alleen verboden, maar ook onmogelijk. De brugdelen zijn weg.

We halen 4 pèlerins in, een man en vrouw van Franse afkomst die we nooit meer terugzien, en een Duitser en Fransman, die langs de kant een rustpauze nemen. Later halen ze ons weer in. We lunchen op een parkeerplaats langs de N524. Als de soep klaar is begint het keihard te regenen. Alles wordt kletsnat. Tegen de tijd dat we onze poncho’s aan hebben wordt het droog. Captieux is dan niet ver meer. We melden ons bij het Hotel de Ville. De receptioniste brengt ons naar de Refuge municipal. De refuge heeft 6 bedden en is vol. In de tuin slaapt Manfred, de Duitser, in zijn tent. Hij is bijna 72, vel over been, heeft een grauw gele gelaatskleur en is onder groot protest van zijn dochter in mei vertrokken vanuit Keulen; hij spreekt geen woord Frans of Engels. Vanaf de Frans-Duitse grens is hij geïsoleerd. Hij haalt zijn hart dan ook op als hij ontdekt dat wij Duits spreken. Hij is verbaasd dat het Franse platteland leeg is. Wij zijn daar inmiddels al aan gewend.

Bij de plaatselijke kruidenier kopen we wijn, olijven en kaas dat we, gezeten aan de tafel in de refuge, oppeuzelen. ‘s Avonds halen we pizza. In de refuge slapen ook 2 Françaises, die roken als schoorstenen, zich als laatsten melden en ook als laatste zullen vertrekken. Ze slapen komende nacht op hetzelfde adres als wij en ook zij worden om 4 uur opgehaald bij de kerk. Gisteren en vandaag bij het ontbijt hadden we gezelschap van de Nederlandse Julie. Zij kwam tegelijk met ons aan in de refuge. Ze woont in Leiden en is op 2 juli vertrokken vanuit Maastricht. Haar vriend houdt niet van wandelen, maar zoekt haar onderweg regelmatig op. Ze vertrok een half uur eerder dan wij en loopt vandaag naar Roquefort, 35 km.

2 september 2017

Captieux – Bourriot

We vertrekken vroeg. Het is fris, in het bos hangt nog de dauw. Opnieuw volgen we de spoorbaan door de Gironde en Les Landes. Links en rechts lopen snelwegen, die je af en toe hoort. Halverwege steken we de tolweg over. Het is heerlijk wandelweer. Zon, wolken en net boven de 20°C. We houden de pas er flink in. Desondanks worden we ingehaald door François, de Franse wijnboer, en Manfred, de Duitser. Omdat zij elk uur even rusten halen wij ze weer in, maar al snel zitten ze ons weer op de hielen en dan ineens zijn ze verdwenen. François zien we terug als we in Bourriot aankomen. Bij Le Grand Lucaucous houden we een lange pauze, maken soep, eten brood met ham en ei en doen een tukkie.

Onderweg zien we veel grote, houten geteerde schuren met stenen dak en aan de zijkanten grote deuren, die open kunnen schuiven om de tabak te kunnen laten drogen. In 1952 was de winter zo streng, dat veel Franse wijnboeren hun wijnranken zagen bevriezen. De regering greep in en stelde voor tabak te gaan verbouwen. Arbeidsintensief, maar, omdat tabak snel groeit, ook snel lonend. Planten, groeien, oogsten en sigaren en sigaretten maken in één jaar tijd. Maar ook in deze industrie kwam snel de klad. Nu worden de schuren gebruikt voor opslag van materieel en een enkele keer verbouwd tot woonhuis (www.Saintpompon.blogspot.com). Nu zijn we in afwachting van Veronique, onze gastvrouw voor vannacht, die ons om 4 uur komt halen. De 2 Françaises komen om half 4 aan. François, de Franse wijnboer die gisteren met Manfred opliep, is alweer weg. Hij loopt nog 5 à 6 km door naar Retjons, waar hij een slaapplaats heeft gereserveerd. Manfred heeft hij vandaag achter moeten laten, die kon niet verder, had last van zijn schouder. Zijn rugzak, zonder eten, weegt al 20 kg.

Net voor 4 uur meldt Philip, een gepensioneerde Fransman, zich. Hij is om half 8 vertrokken en heeft bijna 40 km gelopen, het is vlak terrein zegt hij. Hij zorgt ervoor dat iedereen het hoort. Hij vindt ons maar stumpers, met slechts 22 km. In de gîte praat hij onafgebroken. De 2 Françaises hangen aan zijn lippen. Na verloop van tijd irriteert zijn monotone stem mij. Telkens als een ander het woord neemt, neemt hij het over. Blijkbaar is hij van alle markten thuis en weet hij alles. Ergens, door zijn wild uitstaande haren, lijkt hij op Beethoven. We drinken koffie en thee aan de lange schragentafel in de tuin. Boven ons wordt petanque gespeeld. Vrolijke stemmen klinken over het land. Links en rechts zijn moestuinen met tomaten, trostomaten, aubergines, haricots verts, pompoenen, paksoi, ui, knoflook en kruiden. Het wordt allemaal in ons diner verwerkt. Vooraf een koude pompoensoep, als hoofdmaaltijd spaghetti met haricots verts gerold in spek, een groente/kaasschoteltje en toe gebak met fruit uit de tuin. Dit alles met een lekker rood wijntje. Al tijdens het eten wordt het fris. Als het begint te schemeren gaan we naar bed. We delen de kamer met Philip. Even half 10 gaat het licht uit.

3 september 2017

Bourriot – Parc Natural Urbain (Bostens) 

Net voordat we naar onze gîte voor de nacht wilden vertrekken kwam Manfred gisteren aangestrompeld, zijn slaapzak onder zijn arm. Hij was vermoeid en had pijn. Veronique twijfelde geen minuut, nam hem met ons mee, behandelde zijn rug en stopte hem onder de wol. We zien hem die dag niet meer terug. Als ik aanschuif voor het ontbijt zit hij daar al vrolijk te eten. Voor het eerst sinds Keulen heeft hij weer op een echt matras geslapen! Hij is opgeknapt en loopt vandaag naar Roquefort, in gezelschap van de twee Françaises. Wij vertrekken tegelijk met Philip, maar al snel is hij een stip aan de horizon, waar we niet echt rauwig om zijn. Het pad is goed te volgen. “Immer geradeaus”. Manfred heeft zo zijn invloed. Links en rechts bos, vol mannetjes varens.

Hier en daar zijn alle bomen geveld en ontstaan lege, kale vlakten, die niet herbeplant zijn/worden. Mogelijk willen ze hier het bos spontaan laten ontwikkelen. Het is overwegend arme grond met dunne humuslaagjes. Een enkele keer passeren we de rivier, l’Estampon. In Roquefort steken we La Douze over. Op het centrale plein drinken we een kop koffie en eten een boterham.

We bekijken de schitterende kerk en kapel en lopen langs de D932 het dorp uit, weer de bossen in, richting Bostens. Nog 2½ à 3 uur tot de gîte. Per sms hebben we de route-omschrijving ontvangen. Een korte tijd lopen we op de D932. Niet leuk en niet veilig, maar gelukkig draaien we na een ½ km het bos in, naar de in de bossen gelegen gehuchten Corbleu en Bostens. Onze gîte ligt 1,8 km ten westen van Bostens, in een natuurgebied.

De gîte is prachtig, 6 slaapplaatsen voor ons alleen, een goed ingerichte keuken en mooi sanitair. Om 7 uur wordt onze maaltijd gebracht (€ 12,– p.p./de overnachting is donativo, wat je betaalt mag je zelf bepalen). De gîte staat naast een geitenboerderij. We zien de geiten terugkeren van het land en zijn getuige van het melken van de geiten.

We kopen 2 kaasjes, 1 voor na het eten en 1 voor morgen onderweg. Irritant onderweg zijn de vliegen en muggen, die voortdurend om je heen zoemen. Het meest irritant zijn de steekvliegen, die afkomen op ons zweet en pijnlijke, jeukende bulten achterlaten na het steken.

4 september 2017

Parc Natural Urbain (Bostens) – Mont-de-Marsan 

Vannacht heeft het flink geregend en ook vandaag zien we dreigende luchten, maar het blijft droog. Om half 9 trekken we de deur van de refuge achter ons dicht en lopen richting Bostens, waar we de eenvoudige, maar mooie kerk bezoeken.

Naast de kerk is een ruimte speciaal voor pèlerins, waar je kunt uitrusten, maar ook koffie en thee kan zetten. An loopt nog op haar sandalen en heeft vandaag een slechte dag en op het eind had ik het zelf ook te kwaad. Ik was het zat. We liepen louter over asfalt en de route was vlak, zodat we wel flink tempo konden maken. Vóór 3 uur zijn we in Mont-de-Marsan, een gemiddelde van 4,5 km per uur. Onderweg pauzeren we twee keer, de 1e keer in Gaillères voor koffie met een chocolade croissant en in Bougue voor koffie met panini’s.

Als we Bougue langs de kerk uitlopen zien we dat we nog 970 km te gaan hebben naar Santiago. Of het klopt is onduidelijk, want alle boekjes over de camino hanteren hun eigen kilometers en dat wil nog wel eens verschillen. De weg is recht toe recht aan. De laatste 10 km is een fietspad. Vermoedelijk is de oude spoorbaan geasfalteerd. In het begin door het bos, later door de uitgestrekte buitenwijken van Mont-de-Marsan. De Refuge associatif Les Amis de St. Jacques des Landes, is een voormalig badhuis. Ook hier geldt ‘donativo’. De sleutel moeten we ophalen bij de Aziatische supermarkt.

Manfred staat voor de deur te rommelen met Carlo, een vrolijke Brabander, die hem vanaf Roquefort op sleeptouw heeft genomen, 28 km! Ongelooflijk, Manfred is een’ kat met 9 levens’. Hij loopt mank. De tranen springen in mijn ogen. Dit is de ware camino. Een 71-jarige Duitser die zijn eigen strijd lijdt, net als wij. We drinken samen wijn. Een Bordeaux uit 2016. Op de achtergrond muziek, Halleluja van Jeff Buckley, wat mij betreft veruit de mooiste uitvoering die er bestaat van dit intense nummer. De camino is bedoeld om je geest te zuiveren. Rust te vinden in je hoofd. Je leven, en datgene dat jouw leven zo bepaalt, een plaats te geven. Langzaam volgt de berusting. Het moment komt dat papier geduldig is. Alle restaurants blijken gesloten, dus eten we kebab met patat. Manfred is al binnen als we terugkomen in de refuge. Carlo komt pas terug als wij slapen, hij heeft een Big Mac bij McDonald’s gescoord.

5 september 2017

Mont-de-Marsan – Saint-Sever 

Ik ben vroeg op, zet koffie, neem de mails door en speel Wordfeud. De refuge ontwaakt geleidelijk aan. We hebben gebakken ei voor ontbijt, lekker, met een mok koffie op zijn Frans. We vertrekken laat. Het duurt even voordat we de stad uit zijn. Eenmaal op het platteland daalt de rust over ons. Al snel lopen we door het bos en over de hei. In Benquet drinken we koffie. Vanaf Benquet tot Laousère lopen we over asfalt. Daar draaien we een onverharde autostrada op; langzaam aan wordt het pad smaller. Het terrein is glooiend. Je kan ver kijken. Het is een mooi stuk. We naderen Saint-Sever.

Nadat we de L’Adour zijn overgestoken wacht een teleurstelling. Saint-Sever ligt niet op …, neen, na de heuvel. Net voor de heuvel haalt Carlo ons in. Van Manfred geen spoor te bekennen. Bij de Information melden we ons met zijn drieën voor de refuge, € 10,– p.p., waar we onze vieze kleren in de wasmachine stoppen. We hebben lekker elk een eigen kamer.

Philippe, de beheerder meldt zich. Hij spreekt gebroken Nederlands en herhaalt zichzelf eindeloos. Moeilijk om aardig te blijven. ’s Avonds komt hij twee keer, ’s ochtends één keer, en telkens draait hij hetzelfde verhaal af. Met Carlo zakken we neer op een terras en eten later bij Hotel Lafayette, waar we ook Hiltrud en Anke, de twee Duitse vrouwen, weer zien die we al eerder in Bazas ontmoetten. De wijn vloeit rijkelijk, het eten is matig. Thuis in Nederland is Carlo ober. Hij heeft zijn baan opgezegd na een conflict met zijn werkgever en besloot voor de 2e keer de camino te gaan lopen, maar nu vanaf zijn huis in Oosterhout en de noordelijke variant. Het is een rappe en vrolijke prater.

6 september 2017

Saint-Sever – Hagetmau

We slapen tot kwart voor 8. Carlo heeft al brood, ham en eieren gehaald voor het ontbijt. Om 9 uur vertrekken we met zijn drieën; in plaats van linksaf gaan we rechtsaf en komen uit bij de kathedraal en wie staat daar, ‘de kat met de 9 levens’. Hij heeft vannacht in zijn tent geslapen op de camping. Vandaag lopen we veel over asfalt. An kreunt en steunt. Haar voeten doen pijn. De blaren spelen op en onder haar hielen verschijnen nieuwe blaren. Het is heuvelachtig. De weg gaat op en neer. De Pyreneeën komen eraan.

In Horsarrieu, 3 km voor Hagetmau, laten we ons voor de kerk neervallen om even op krachten komen. Als we willen opbreken verschijnt ‘de kat met de 9 levens’, die ons niet meer los laat. Zonder ons had hij de refuge ook zeker niet gevonden en de camping is in deze tijd van het jaar al dicht. Onderweg kruisen we een aantal keer het oude spoor. Hier liggen de bielzen en de rails nog, helemaal overwoekerd.

De sleutel, of liever gezegd Code CB125, van de refuge moeten we ophalen bij het sportcomplex in het zuid-oosten van de stad om vervolgens dwars door de stad terug te moeten lopen naar de refuge in het noord-westen, dichtbij St.Girons. De refuge kost slechts € 5,10 p.p., is netjes en van alle gemakken voorzien. We delen onze slaapzaal met Carlo en Manfred. Hiltrud en Anke waren het eerst aangekomen en hebben een kamer voor twee. ’s Avonds eten we ‘thuis’. Ik ben uit mijn hum. Een Vereniging van Eigenaren is geen pretje, en zeker niet als bestuursleden ‘Erdogan aan de Nieuwe Haven’ gaan spelen.

7 september 2017

Hagetmau – Orthez 

Voor de 2e keer, sinds we onze pelgrimage begonnen op Amsterdam CS, hebben we gesmokkeld. De 1e keer was overmacht, we werden geweigerd in het hotel. Deze keer blijkt de refuge tussen Hagetmau en Orthez te worden gerenoveerd en dus tijdelijk buiten gebruik. We moeten daarom 29 km lopen vandaag en dat is voor ons te veel, veel te veel. Dus besluiten we het eerste stuk met de taxi gaan, samen met Hiltrud en Anke, die gelijk met ons oplopen.

We stappen uit in Sault-de-Navailles en lopen op ons gemak het dorp uit richting Orthez. Binnen 10 minuten zitten we in een bar met een lekkere kop koffie. Een mooie wandeling trouwens.

In de verte komen plotseling de Pyreneeën tevoorschijn, nog wel ver weg, maar het geeft ons een sensationeel gevoel. We zitten nu bijna in Spanje, nog zo’n 4 of etappes. We komen vroeg in Orthez aan, maar we kunnen pas om 4 uur terecht bij Mme Bosquet, waar we overnachten. We picknicken bij Le Fossé du Château Noble en lopen daarna de niet spraakmakende stad in.

Onze rugzakken laten we achter bij het toegangshek van Mme Bosquet. Het stadje maakt op mij een zielige, troosteloze indruk. Op een terras drinken we een glas wijn. Anke en Hiltrud sluiten zich bij ons aan. Met zijn vieren gaan we terug naar ons overnachtingsadres. Onze rugzakken staan geduldig op ons te wachten. Het duurt nog een kwartier voordat Mme Bosquet arriveert. Ze is dokter. Ze woont alleen in het grote huis.

De kinderen zijn uitgevlogen. Haar zus komt tegen 8 uur met de trein vanuit Bordeaux aan. Daarna gaan we eten. Haar vriendin heeft gekookt en eet ook mee. Om 8 uur klingelt de bel. Als ik in de keuken komt duwt ze me een schaal in mijn handen. We eten buiten! Zelf heeft ze een berevel aan en een plaid om zich heen geslagen. Het eten is sober, sla, een afgepast stukje quiche, wat kaas, paté, brood, wijn, bier en water. We zitten aan een grote tafel met uitzicht op de stad. De lichtjes branden. Het is donker als we opbreken. De voertaal is Engels. Ze wil weten wat iedereen doet. Iedereen wordt steeds openhartiger. Hiltrud heeft drie kinderen geadopteerd uit één gezin, nadat ze zelf vier kinderen verloren heeft. Met alle drie heeft ze grote problemen. Net als Anke werkt ze in de hulpverlening en ook is ze diaken. Ze is zwaar op de hand, gaat recht op haar doel af en is snel van slag. Ze is erg bezorgd. Ook toen de taxichauffeur verkeerd reed vanmorgen. Anke wil graag kinderen. Ze is 20 jaar jonger dan Hiltrud en zeer sportief, ze doet aan triathlon. Om 10 uur liggen we tussen de witte lakens. Morgen willen we vroeg op. We mogen geen lawaai maken, niet stampen op de trappen en pas praten als we in de keuken zijn, want Mme heeft haar beste slaapuren tussen 5 en 8. De ontbijttafel zal ze ’s avonds voor ons dekken, koffie en thee moeten we zelf maar maken.

8 september 2017

Orthez – Sauveterre-de-Béarn 

Als we de deur zachtjes achter ons dicht trekken is het 8 uur. In de kleine Carrefour kopen we nog wat brood, fruit en droge worst. We lopen onafgebroken tot 2 uur ’s middags, plas- en fotostops daargelaten. Het is een prachtige wandeling. Het gaat op en neer. Venijnige, steile stijgingen en dalingen.

Bij L’Hôpital d’Orion treffen we Hiltrud en Anke aan op een bankje voor de kerk. Ze waren verdwaald en hebben zodoende extra kilometers gemaakt. Na de lunch hoeven we alleen nog maar te dalen, totdat we in Sauveterre-de-Béarn zijn, hier moeten we via een trap weer omhoog.

In het dal van de wild stromende Gave d’Oloron, zien we de pittoreske stad al liggen. Anke en Hiltrud hebben er tabak van voor vandaag en besluiten een stuk af te snijden, hooguit 1 km, maar moeten dan wel het fraaie uitzicht op de stad vanuit het dal missen. Carlo is al in de stad. Hij heeft uiteindelijk gekozen voor de camping, dat past beter binnen zijn budget. Wij slapen aan de overkant van de rivier, in de zwaar vervallen Auberge du Saumon, die geen herberg meer is. Josette ontvangt nog louter pèlerins. De borden buiten en foto’s binnen doen aan oude, betere tijden denken. Het is overal vies.

Vandaag heeft ze drie gasten, wij en Marie van 71 jaar, die we ook  in het Château du Mirail hebben ontmoet. Marie is broodmager, tanig, spreekt louter Frans en verder zit er kraak nog smaak aan. ’s Ochtends jat ze brood mee uit het mandje voor onderweg en denkt dat wij dat niet zien. Koken kan Josette wel, we krijgen een heerlijke maaltijd voorgeschoteld met een lekker glaasje wijn. We slapen als roosjes.

9 september 2017

Sauveterre-de-Béarn – Saint-Palais 

Het regent als ik wakker word. Ik moet gelijk aan Carlo denken in zijn natte tentje. Om kwart voor 9 vertrekken we met onze Ikea poncho’s aan. Als het droog is en er een flauw zonnetje schijnt, gaat de poncho weer uit. Onverdroten lopen we door. Zelfs als het regent is het landschap mooi, we genieten van de vergezichten, de Pyreneeën komen steeds dichterbij. We vorderen gestaag. We hebben alle tijd.

Als we een steil, modderig bospad overwonnen hebben, horen we een aanzwellend geluid achter ons. Het is uitgesloten dat dit Hiltrud en Anke zijn. Tot onze verbazing komen er een man en twee vrouwen aangerend, op de voet gevolgd door 3 ATB fietsen. Een heel team dus. Het is Johan Swinnen uit Leuven, van waar hij ook is vertrokken. Hij loopt zo’n 80 km per dag, komt rond middernacht aan, wordt dan gemasseerd, slaapt in een camper en vertrekt de volgende morgen om half 6 weer. Hij vervult een belofte, 5 jaar geleden gemaakt toen bij zijn zoon Pieter kanker werd geconstateerd. De belofte dat, als Pieter 5 jaar later nog zou leven, hij iets bijzonders zou doen. Et voilà. Hij denkt op 22 september in Santiago aan te komen. We hopen van harte voor hem en zijn familie dat hij over 5 jaar weer iets geks moet doen. Op FB zie ik dat hij professor neurologie is *.

Om kwart voor 1 lopen we Saint-Palais in. Julie, die ons vlak voor Saint- Palais inhaalt, zit al op een terras te lunchen. An trakteert vandaag op een ‘repas du midi’. Later sluit ook Carlo aan, het wordt een gezellige boel. Foto’s worden genomen. Julie heeft moeite afscheid te nemen, maar uiteindelijk gaat ze toch op pad. We nemen nog een toetje. Na de koffie stappen we op. Carlo en wij slapen in het voormalige klooster ‘Les Franciscains’. We hebben een kamer gereserveerd. Het is druk in het voormalige klooster, gehospitaliseerd door drie Waalse vrijwilligers van het Belgisch Genootschap. Eén spreekt er zelfs gebrekkig Nederlands. Na een heerlijke douche gaan we naar het naastgelegen museum, waar we een film bekijken over pelgrimage in Baskenland. Met Carlo gaan we het stadje in om boodschappen te doen voor ons avondmaal, omelet met champignons, ham en spek, met een lekker wijntje (Bergerac) en kaas toe.

Op verzoek van Carlo schalt André Hazes door de keuken en zingen we lekker mee, ook de Waalse vrijwilligers. Als slot wordt het pelgrimslied Ultreia nog gezongen. Het is een dolle boel, maar ook dat laatste avond dat we Carlo zullen zien, want hij buigt hier af en gaat de noordelijke route lopen. De nacht verloopt onrustig. Het regent en ik schijn onafgebroken te snurken (tja, …. 2 flessen wijn met zijn 3-en). An doet geen oog dicht en Anke, in de kamer naast ons, trouwens ook niet.

*Johan is op 22 september 2017 in Compostela aangekomen, 2400 km in 32 dagen!

10 september 2017

Saint-Palais – Ostabat 

Het regent pijpenstelen als we opstaan. De lucht is donkergrijs. Gelukkig hebben we vandaag een korte, maar wel heftige, etappe van 10/11 km. Niemand heeft haast om weg te komen, Carlo is na het ontbijt zelfs teruggegaan naar bed. Maar we moeten er toch aan geloven. Na 9 uur trekken we de schoenen en de poncho’s aan en vertrekken als laatste. De regen deert ons uiteindelijk niet. Alleen als we pauzeren krijgen we het koud. De temperatuur is rond de 18°C en er staat een fris windje. We worden al snel het bos ingestuurd via een verhard steil pad, dat later overgaat in een modderig bospad. Puffend komen we boven aan, het uitzicht is adembenemend mooi. Op de hoogvlakte staan we oog in oog met de prachtige beeldengroep van Christian Lapie, ‘Le Reflet du Ciel’, die ook centraal staat in de film over Compostela die we gisteren in het Musée de Basse Navarre et des Chemins de Saint Jacques hebben bekeken. Via een glibberig pad dalen we af en staan vervolgens voor de ‘Stèle de Gibraltar’, een steen die markeert dat drie grote pelgrimswegen, die van Tours, Vézelay en Le Puy en beschreven in de middeleeuwen, samenkomen en via Ronceveaux (Roncesvalles) naar Santiago leiden.

Via een rotsachtig, steil pad moeten we weer omhoog om bij de Chapelle Soyharce, op 218 meter, te komen. Bij het kapelletje nemen we onze eerste lange pauze. Het is gelukkig droog. Het uitzicht is fantastisch. De regenwolken met daar tussendoor de zon maken het spectaculair.

In Cabanon de Chasse Biek-Bat, enkele kilometers voor Ostabat, maken we soep en eten de laatste stukjes brood van eergisteren. We zitten lekker droog als er een fikse bui overtrekt. Vlak voor Ostabat voert de route door het land. Een mooi, smal, overwoekerd pad. Fijn als de zon schijnt, maar nu is het smalle pad omgetoverd tot een snelstromende beek. An wordt door een agressieve hond in haar poncho gehapt.

We overnachten in Ferme Gaineko Etxea, Gîte d’Étape Izarrak. We laten hier al onze kleding wassen en drogen. Samen met een stel uit Parijs slapen we op een kamer. Het repas is om 7 uur. Als we aan tafel zitten zwaait de deur van de keuken open en zet de Patron, met een enorme buik en Baskische pet, een Baskisch lied in, terwijl de sangria wordt geserveerd.

Hij werkt zijn hele repertoire af. Het is een gezellige boel. We eten vermicellisoep zonder vermicelli, omelet, Baskische vleesschotel van gebraden worst met aardappelen, kaas, Baskisch gebak en koffie of kruidenthee toe. Bij het eten drinken we rode wijn, Navarra. Na het repas duikt iedereen zijn bed in.

11 september 2017

Ostabat – Saint-Jean-Pied-de-Port 

Het regent onafgebroken vanaf 8 uur vanmorgen. Het ontbijt was prima, het afscheid vrolijk. An krijgt drie zoenen, ik een hand en een klap op mijn schouder. Het is zwoegen geblazen in de regen. Geen lange, steile hellingen, maar toch gaat het steeds op en neer. Na ruim 1 uur komen we bij een schuilhut met vier bedden voor pèlerins. Een uur later is er koffie, thee, warme chocolademelk en een koekje voor de pèlerin, alles Donativo. We kopen een stuk kaas. Alles is nat en als je stil staat krijg je het koud. De koffie en de chocolademelk smaken goed en verwarmt ons van binnen. Dapper gaan we weer op stap. Pas in Saint-Jean-Pied-le-Vieux, 4 km voor Saint-Jean-Pied-de-Port, stoppen we voor koffie en een sandwich met overheerlijke rauwe ham uit Baskenland. Nog 1 uur lopen we in de zeikregen, maar dan breekt de zon gelukkig door. Ik word weer warm van binnen, mijn shirt en broek drogen weer op.

Even half 3 lopen we onder de Port Saint Jacques door, een icoon op de camino. De 2-persoonskamer in de Refuge Municipal Assocation des Amis de La Vieille Navarre is nog vrij. Een eigen kamer met douche en toilet.

Als we proberen voor morgen de hut op 600 m hoogte te reserveren, blijkt deze vol. We komen niet verder dan Saint-Michel op 500 m, maar alles beter dan in één dag de Pyreneeën over. Woensdag, ijs en weder dienende, zijn we in Spanje. Vlak voor Ostabat komen drie pelgrimswegen naar Santiago de Compostela samen en groeit het aantal pèlerins exceptioneel. Maar vanaf Saint-Jean-Pied-de-Port zwelt het aan tot een ware colonne Tientallen pèlerins met hagelwitte schoenen voegen zich bij ons. Ze zijn klaar voor de trip, die voor de meesten van hen hier begint. Vijf keer per dag komt de trein uit Bayonne aan met nieuwe ladingen pèlerins. Alle nationaliteiten zijn vertegenwoordigd. Ze melden zich, net als wij, op nr. 39, Rue de la Citadelle, voor informatie en registratie. Na het stadje te hebben bekeken borrelen we, kopen professionele regenjassen en eten ’s avonds een ‘menu pèlerin’ van soep, kip, frites en crêpes, met koffie toe en ¼ liter rode wijn.

12 september 2017

Saint-Jean-Pied-de-Port – Honto

We slapen uit. Half 8 sta ik op. We kunnen nog net ontbijten. An sluit vriendschap met de oude Baskische vrouw die het ontbijt verzorgt. Na het ontbijt pakken we in. We laten de rugzakken op de kamer en bekijken op ons gemak de Citadel en lopen nog even de kerk in om een kaarsje aan te steken.

Na de koffie met gâteau Basque keren we terug naar onze kamer, nemen afscheid en gaan op weg. Enkele Fransen, die we onderweg hebben leren kennen en vandaag nog in de stad blijven, maken een diepe buiging voor ons als we passeren, doen de ‘wave’ en wensen ons een ‘bon camino’. Even later regent het en kunnen we onze nieuw aangeschafte regenjassen direct uitproberen. Na een kwartier houdt het regenen weer op. Gelukkig maar, want ook in deze jas zweet je als een otter. De weg loopt omhoog. Honto is niet ver.

Louter asfalt maar wel met af en toe zeer steile stukken. Het weer klaart op. De Pyreneeën zijn nu goed zichtbaar. Op de alpenweiden rinkelen de bellen van de koeien en schapen. We hebben opnieuw een eigen kamer met wc en douche in de gîte d’étape van Mme Ourthiague. We zijn vroeg op onze kamer en hebben de hele middag om te relaxen. An doet een tukje in de zon. Ik werk het dagboek bij en teken. Om 7 uur is het repas.

Gezeten aan een lange tafel met de andere pèlerins, proosten we met een port en eten soep, gevolgd door lamsvlees met frites, kaas en gâteau toe. De koffie is van het huis.

13 september 2017

Honto – Roncesvalles 

Het is een heuse industrie. De pèlerins vertrekken in colonne vanuit Saint-Jean-Pied-de-Port de Pyreneeën over. Allemaal met slechts één doel voor ogen, Santiago de Compostela, zo’n35 etappes. De eerste stop is Roncesvalles, een dorp met een klooster, drie hotels, een kapel en een Oficina de Turismo. Voor de Albergue de Roncesvalles staat een lange rij. Vanwege de aanslagen en de migratie uit Afrika, worden alle paspoorten gekopieerd. Na betaling en de stempels in onze credential krijgen we bedden 331 en 333 toegewezen.

Ook al liepen we in colonne, het was de meest sensationele etappe tot nu toe. Het weer was perfect. Zon, onbewolkt met adembenemende vergezichten. We vertrekken om 8 uur, met lood in de schoenen. We moeten stijgen naar 1400 m, dalen naar 1000 m, 22 km in totaal. De eerste kilometers zijn het steilst, maar al snel vinden we ons ritme. Of het de zon is, of omdat we zijn ingelopen, het gaat fantastisch. In een goed tempo, eer aan mijn berggids, gaan we omhoog. Voor de top van de col drinken we koffie bij een coffee-truck langs het pad. Goede handel.

We stampen door. De jeugd gaat niet veel sneller. Dat maakt ons trots. We voelen ons vrij, de adelaars uit het hoge noorden. Boven ons cirkelt een helikopter, op zoek naar de gisteren verdwenen pèlerin. Onderweg komen we de Gendarme en de Guardia Civil tegen, bewapend en al. Langs de route zien we ook nogal wat herdenkingkruizen van tijdens de tocht overleden pèlerins. De camino eist haar tol.

Na de douche zoeken we een terras op voor een vino rosado. De zon schijnt, de hemel is wolkeloos. Morgen regent het, zegt de App, en de temperatuur komt niet hoger dan 10°C. Op de slaapzalen in Spanje zijn geen dekens, dus moeten we 2 slaapzakken kopen. De weg van een ‘peregrino’ gaat niet over rozen. Het eten voor vanavond en morgenochtend in La Posada is besteld, tesamen € 15,– p.p. Het eten is prima, alleen is het erg druk en lawaaierig in de eetzaal. Hier is geen plaats voor overpeinzing. Na het eten wonen we in de prachtige kerk de Heilige Mis bij. De peregrino’s worden naar voren geroepen om de zegen te ontvangen op hun camino.

Als we terugkomen op de slaapzaal, die we met 70 man delen, hangt daar de penetrante geur van tigerbalsem. Je gedachten worden overstemd door het gekreun en gesnurk. Er is er zelfs één die balkt als een ezel. Stipt om 10 uur gaat het licht uit. Ik kijk nog naar Feyenoord. Manchester City is 2 maten te groot.

Roncesvalles – Logroño